Ecosysteemdiensten in je dagelijkse werking

Hoe interpreteer je de verschillende kaartlagen en schakel je ecosysteemdiensten in?

Ecosysteemdiensten in je dagelijks werking provincie Antwerpen

Inleiding

Zuivere lucht, water, voedsel, verkoeling … de natuur biedt heel wat diensten waar we als mens niet zonder kunnen. Deze ecosysteemdiensten zijn van essentieel belang voor een veilige en leefbare omgeving. In tijden van klimaatverandering wordt het dus nog belangrijker om deze diensten van het ecosysteem te behouden en in te zetten. Heel wat steden en gemeenten doen dit al. Door bomen te planten die voor schaduw en verkoeling zorgen, door te werken aan trage wegen voor duurzame mobiliteit en recreatie, door te investeren in ontharding en infiltratie …

 Van Reeth et al, 2015 

Door ecosysteemdiensten bewust in te schakelen kan je van nog meer natuurvoordelen genieten. Met deze online gids helpen we je op weg om het concept ecosysteemdiensten nog meer in je dagelijkse werking in te bedden. Dat kan op verschillende manieren. Eén van de methoden is om optimaal gebruik te maken van de kansen en beperkingen op basis van de bodem. Daarvoor zijn kaarten en modellen beschikbaar. In het hoofdstukje ' Waarom deze gids?'  vertellen we waarom en wanneer we precies voor deze methode kiezen. In het onderdeel ' De kaartlagen ' leiden we de methode in en overlopen we de algemene principes.

Daarna lichten we een aantal kaartlagen toe, gegroepeerd per thema. We vertellen hoe de kaarten zijn opgebouwd, hoe je ze kan gebruiken, wat er precies op te zien is. Zo weet je meteen hoe je ze juist kan interpreteren en inzetten.

Bij elke kaartlaag die we bespreken, hoort een interactieve kaart. Daarop kan je meteen inzoomen op jouw gemeente of project. Alle kaartlagen (ook een aantal die hier niet worden besproken) staan  op het geoloket van provincie Antwerpen . Daar kan je naar een bepaalde locatie navigeren en de verschillende lagen op elkaar leggen, vergelijken en combineren. Zo zie je meteen alle kansen die het ecosysteem biedt voor jouw locatie.

Meer informatie?

Meer over hoe we als provincie werken met ecosysteemdiensten of hoe we lokale besturen kunnen ondersteunen, vind je  op onze website . Voor bijkomende vragen en advies blijven we ter beschikking via inge.vermeulen@provincieantwerpen.be of 03/240.59.83

De kaarten zijn ter beschikking gesteld door de Universiteit Antwerpen, onderzoeksgroep ECOSPHERE en gebaseerd op het project ECOPLAN, met dank aan Dirk Vrebos en Jan Staes. Voor meer informatie over de achterliggende modellen kan je hier terecht, je vindt er ook de contactgegevens om de originele bestanden aan te vragen.


Waarom deze gids?

Werken met ecosysteemdiensten

Ecosysteemdiensten werken het best in specifieke projecten en ook de manier waarop je ze gebruikt hangt af van je doel. Zo zijn ze onmisbaar als je op zoek bent naar natuurgebaseerde oplossingen en om verschillende doelen tegelijk te realiseren. Als het gaat over een zeldzame diersoort of een heel waardevol natuurgebied, hebben ze minder belang. Die worden namelijk al beschermd omwille van hun waarde, niet omwille van het nut dat ze hebben voor de mens of maatschappij.

Je kan ecosysteemdiensten inzetten om verschillende doelen te bereiken. Ze werken heel goed als inspiratie en om een objectieve en onderbouwde keuze voor een gebied te maken. Ook als overtuigingsmiddel, voor communicatie of om de blik te verruimen en te sensibiliseren zijn ecosysteemdiensten erg zinvol.

Een mooi beeld zegt soms meer dan een berekening.

Dit wil niet zeggen dat je altijd gedetailleerde kaarten of een specifiek uitgerekend getal nodig hebt. Soms zegt een mooi beeld of een rake zin veel meer. Of een straf cijfer, want er is heel wat cijfermateriaal beschikbaar. Zo kan je in communicatie gerust stellen dat een volwaardige boom evenveel verkoelt als 10 airco's. Dat is ondersteund in  literatuurstudies , opgenomen in  filmpjes  en ondertussen al vaak opgepikt in kranten en 'factchecks'.

In andere gevallen is het wel nodig om gegevens specifiek voor die locatie of voor een project te gebruiken.

Meer over de doelen die je kan bereiken met ecosysteemdiensten lees je bij 'Hoe schakel ik ecosysteemdiensten in' op onze  website .

Levert elk ecosysteem diensten?

Ja, een ecosysteem dat kwaliteitsvol, volledig en veerkrachtig is, kan verschillende diensten leveren. Maar wat is dat, een kwaliteitsvol en veerkrachtig ecosysteem? Een ecosysteem dat zich goed voelt, groot genoeg mag zijn, op een juiste plaats in het landschap staat en verbonden is met een ander ecosysteem, is een veerkrachtig ecosysteem. Het wordt ook kwaliteitsvol en volledig als het alle plant- en diersoorten bevat die we er mogen verwachten. In deze gids doet het er niet toe of het ecosysteem heel groot is of klein, het kan gaan van een uitgestrekt natuurgebied tot een boom in een dorpskern.

We krijgen dus pas veel diensten als een ecosysteem alle kansen krijgt. Bij alles wat volgt is dat een randvoorwaarde. Een natte heide kan zich pas ontwikkelen als de bodem vochtig genoeg is, en een kwijnende stadsboom zonder veel kruin zal maar weinig schaduw leveren.

Een ecosysteem kan groot zijn, maar ook klein, het belangrijkste is dat het een volwaardig ecosysteem mag zijn.

We pleiten voor een veelzijdig of multifunctioneel landschap en een multifunctionele open ruimte, ook binnen een woonkern. Ecosysteemdiensten dragen hiertoe bij, de verschillende diensten versterken elkaar meestal. Een volwaardige houtkant zuivert de lucht, draagt bij tot een betere gezondheid en zorgt voor een betere infiltratie van regenwater in de grond. Als één dienst een andere dienst toch uitsluit, is het belangrijk om bewust voor een bepaalde dienst te kiezen. Bijvoorbeeld kies ik op een bepaalde plek voor voedselproductie of houtproductie?

Meer over de drie soorten ecosysteemdiensten die er bestaan, lees je op onze website.

Waarom kiezen we voor deze kaarten?

Werken met ecosysteemdiensten kwam in een stroomversnelling door projecten die de informatie uit wetenschappelijke publicaties vertaalden naar duidelijk leesbare tools zoals kaarten en cijfers. Als provincie experimenteerden we met het concept ecosysteemdiensten op het terrein en volgden we de ontwikkeling van de verschillende tools op.

Daarbij maakten we een aantal keuzes:

  • Zo werken we bij voorkeur niet met een monetaire validatie (het omzetten van een dienst naar een geldwaarde). Want hoe bepaal je de waarde van een m³ water die infiltreert in euro? Of een fluitende vogel? We bepalen wel het aantal m³ water dat jaarlijks in een bepaalde zone infiltreert, zo kunnen we nog steeds alle kanten op.
  • Daarnaast vinden we het ook belangrijk om rekening te houden met de locatie. De diensten die een ecosysteem kan leveren zijn namelijk locatiegebonden. Ze hangen af van het geheel van specifieke (abiotische) kenmerken van de locatie. Een stuk natte natuur kan niet worden gecreëerd op een te droge plaats. Dat klinkt logisch, maar dit wordt nog vaak vergeten.

We gingen met de methode van het  ECOPLAN -project van de Universiteit Antwerpen aan de slag. We kozen voor dit project omdat hier zoveel verschillende kennisinstellingen aan deelnamen, alle informatie en de berekening van de modellen transparant worden gedeeld en verschillende tools gratis beschikbaar zijn. Dat doet uiteraard niets af aan de waarde van andere methodes.

Wat kan deze gids voor jou betekenen?

Over ecosysteemdiensten bestaat heel wat informatie en cijfermateriaal, maar dat zit meestal verstopt in wetenschappelijke rapporten en modellen. We vertaalden deze data naar 'ecosysteemdienstenkaarten' op ons  geoloket . Maar hoe die kaarten zijn opgebouwd? Wat ze precies tonen? Waarvoor je ze kan gebruiken? Daar komt deze gids in beeld. Hier vertellen we meer over de kaartlagen en bespreken we wat erop te zien is, maar vooral hoe jij deze info en cijfers kan gebruiken.

Door beperkingen en kansen in kaart te brengen, in te zetten op de natuurlijke kansen, burgers te informeren over de voordelen van groen … kan deze gids een belangrijke meerwaarde bieden in jouw dagelijks werk.

Om deze gids overzichtelijk te houden, bespreken we de   meest bevraagde en actuele ecosysteemdiensten. Een overzicht van alle data en diensten vind je in de kaarten op ons geoloket. Onderaan bij de referenties vind je linken naar alle beschikbare informatie. Om zelf mee aan de slag te gaan, of om op te nemen in bestekken en mee te geven aan studiebureau’s.

Indien je informatie uit de kaarten zou overnemen, vragen we je om steeds naar de auteurs te verwijzen. Je kan ze terugvinden bij de kaarten en onderaan deze gids. Ook als je informatie uit deze gids overneemt, vragen we om dat te vermelden.

Vragen?

Meer over hoe we als provincie werken met ecosysteemdiensten of hoe we lokale besturen kunnen ondersteunen, vind je  op onze website . Voor bijkomende vragen en advies blijven we ter beschikking via  inge.vermeulen@provincieantwerpen.be  of 03/240.59.83


De kaartlagen: de basis

Zoals eerder vermeld werden de kaartlagen opgesteld via modellen binnen het ECOPLAN-project. De basis is de bodem, die de kansen voor elke dienst op een specifieke locatie toont. De eerste kaartlagen geven de bodemsamenstelling, grondwaterdiepte en de plaats in het landschap weer.

Bodembedekking: in de modellen wordt gebruikt gemaakt van een nog fijnere onderverdeling in categorieën

Daarna bekijken we wat er op de bodem staat. Om te bekijken hoeveel ecosysteemdiensten worden geleverd, wordt de huidige bodembedekking (bv. grasland) gecombineerd met het bodemgebruik (bv. recreatief gebruik of hooiland). Om deze data te verkrijgen, combineren we alle relevante beschikbare kaartlagen. Voor elke pixel van 5mx5m (voor sommige diensten 1mx1m of 25mx25m) wordt de zo juist mogelijke bodembedekking weergegeven.

Deze kaartlagen vormen de basis voor de modellen. De resultaten zijn altijd locatiegebonden en de berekeningen worden op een uniforme manier getoond op de kaart gebracht:

  • Naast de exacte berekende waarde van de pixel worden de resultaten ingedeeld in klassen.
  • De klassen zijn weergegeven in de legende, samen met de eenheid.
  • De eenheid varieert per ecosysteemdienst. Bijvoorbeeld: m³/ha.jaar voor waterinfiltratie of kg PM 10 /ha.jaar voor afvang van fijn stof.
  • Elke klasse wordt gevisualiseerd in één kleurschakering. Hierbij geldt: hoe donkerder hoe meer. Hoe donkerder gekleurd, hoe meer water er kan infiltreren of hoe meer fijn stof er wordt afgevangen per ha.

Hoewel er ingewikkelde en wetenschappelijk onderbouwde modellen achter de kaarten zitten en exact berekende waarden, kan je de kaarten visueel eenvoudig interpreteren. Hoe donkerder gekleurd, hoe meer ecosysteemdiensten er (potentieel) worden geleverd.

Hieronder overlopen we voor een aantal ecosysteemdiensten op een eenvoudige manier wat ze zijn en hoe je ze kan inschakelen in je dagelijkse werking.


1. Infiltratie

Wat is het?

Infiltratie is regen die doorsijpelt naar diepere bodemlagen en zo de grondwatervoorraden aanvult. Hoe goed de regen kan infiltreren hangt af van een aantal factoren. Als de grond verhard is, stroomt het water af. Het is ook mogelijk dat de regen de bodem niet of nauwelijks bereikt, bijvoorbeeld in dichte bossen. De bladeren of naalden van bomen onderscheppen het water waarna het water opnieuw verdampt. Als het water de bodemlagen niet bereikt, is er uiteraard ook geen infiltratie.

Ook in de bodem zelf moet regen kunnen doorsijpelen naar diepere bodemlagen. Dat hangt af van verschillende factoren. De belangrijkste factoren die de 'potentiële bodemkundige infiltratie' bepalen zijn de bodemtextuur en de grondwatertafel:

  • De bodemtextuur of samenstelling van de bodem is een erg belangrijke factor. Zware bodems zoals klei, leem en zandleem kunnen neerslag maar traag tot heel traag opnemen en laten doorsijpelen naar het grondwater. Als de bovenste lagen van de bodem genoeg doorworteld zijn of genoeg organisch materiaal bevatten sijpelt het regenwater beter door. In zware bodems blijft het water langer in de bovenste lagen van de bodem zitten en is het dus langer beschikbaar voor planten. In lichtere bodems zoals zand wordt neerslag snel opgenomen en sijpelt het veel vlotter door naar het grondwater. Het water is in deze bodems sneller buiten het bereik van plantenwortels.
  • Als de grondwatertafel dicht onder de oppervlakte ligt is er maar een beperkte infiltratie mogelijk. Als de grondwatertafel heel hoog staat, zal het water zelfs over de oppervlakte stromen. Bij ondiep grondwater gebeurt hetzelfde maar dan nog net in de bodem. Het ondiepe grondwater wordt net onder de oppervlakte afgevoerd naar natuurlijke waterlopen en/of drainagegrachten en sijpelt niet diep genoeg door om de grondwatervoorraad aan te vullen. Het ondiepe grondwater is opgenomen in het onderdeel  waterretentie. 

Verschillende kaartlagen

Potentiële infiltratie in m³/ha*jaar

Potentiële (bodemkundige) infiltratie De potentiële (bodemkundige) infiltratie geeft aan in welke mate de bodem in staat is om neerslag te laten doorsijpelen naar diepere bodemlagen. Het gaat om de jaarlijks gemiddelde infiltratie waarbij er enkel rekening wordt gehouden met de eigenschappen van de bodem, zoals doorlaatbaarheid, grondwaterpeilen ... Met wat er nu op die bodem staat, houden we in deze kaartlaag geen rekening.

Actuele infiltratie Bij de actuele infiltratie combineren we de potentiële infiltratie en de effecten van het huidig bodemgebruik op de infiltratie. Het wordt berekend door rekening te houden met:

Actuele infiltratie in m³/ha*jaar

  • potentiële infiltratie;
  • verdichting door bebouwing, afdekking met verharde oppervlakte en aanwezigheid van rioleringsinfrastructuur waardoor regenwater wordt afgevoerd;
  • interceptie of het vasthouden van neerslag door vegetatie waardoor een deel van de neerslag terug kan verdampen.
  • transpiratie waardoor een deel van het ondiepe grondwater terug kan verdampen.

De donker gekleurde zones bieden de grootste winsten voor de infiltratie van regenwater.

Verschil actuele en potentiële infiltratie Ook het verschil tussen de actuele en potentiele infiltratie kan je raadplegen op kaart. Op de locaties die hoog scoren (donkerder gekleurd) is de bodem geschikt voor infiltratie maar wordt dat op dit moment verhinderd. Dit gebeurt ofwel doordat het water wordt afgevoerd, door verharding en riolering, ofwel doordat het regenwater wordt onderschept vooraleer het de bodem bereikt.

Op de locaties die laag scoren (de lichtere kleuren op de kaart) is er ofwel niets dat de infiltratie verhindert ofwel is de bodem gewoon niet geschikt voor infiltratie, waardoor verharding of riolering een minder groot effect hebben.

Wat kan je ermee doen?

De grootste winst voor infiltratie boek je op die plaatsen die een grote kans hebben voor infiltratie maar waar die nu verhinderd wordt: de zones met hoge percentages (en donkere kleuren) op de kaart hierboven.

Bosomvorming Waar de infiltratie verminderd is door naaldbossen kan het bos omgevormd worden naar gemengd bos, loofbos of heide. Heel wat naaldbos dat werd aangeplant voor de mijnbouw ligt op droge zandgrond in de Kempen. Dit zijn de bodems die heel erg geschikt zijn om water te laten infiltreren naar de diepere grondwaterlagen. De droge zandgronden van de Kempen zijn erg belangrijk voor de drinkwaterproductie in Vlaanderen. Hou er rekening mee dat bosomvorming een invloed heeft op andere ecosysteemdiensten.

Ontharding Ontharden is voor heel wat functies zinvol. Zelfs als er geen water infiltreert, zal een natuurlijke vegetatie op warme dagen veel minder opwarmen dan een verharde oppervlakte en in veel gevallen zelfs een verkoelend effect hebben. Als je onthardingssubsidies zou overwegen, specifiek om de waterinfiltratie te bevorderen, gebeurt dat uiteraard best op locaties waar nu veel infiltratie verloren gaat.

Water ophouden Water wordt nu nog vaak afgevoerd richting de riolering en het oppervlaktewater. Als we water ophouden gebeurt dat vaak in natte gebieden vlakbij de waterlopen. Dat heeft weinig invloed op waterinfiltratie maar zorgt wel voor waterretentie. De vertraagde afvoer heeft positieve effecten voor het basisdebiet van onze waterlopen. Moerassen fungeren als grote sponzen en zorgen ervoor dat, zelfs in lange periodes zonder neerslag, er nog water stroomt in onze beken en rivieren.

Naast water vasthouden en vertragen is het ook belangrijk om het grondwater aan te vullen via infiltratie. Dat kan door het regenwater dat in de heel goede infiltratiegebieden valt ter plaatse te houden. Ze liggen vaak hoger in het landschap en zijn minder gevoelig voor wateroverlast. Daarom wordt er op die locaties niet meteen gedacht aan water ophouden. Het water dat daar infiltreert, voedt het grondwater en kan ons door lange periodes van droogte helpen. De maatregelen zijn vaak eenvoudig, bijvoorbeeld door het water bij grote regenbuien te verzamelen in (natuurlijke) kommen waar het daarna langzaam kan infiltreren. Die tijdelijk natte gebieden zijn ook te raadplegen op de  watersysteemkaart  verder in deze gids.

Effecten van klimaatverandering Voor onze streken worden meer extremen verwacht, periodes met veel neerslag en lange droogteperiodes wisselen elkaar af. Bij veel regen op korte tijd kunnen zelfs bodems die goed waterdoorlatend zijn verzadigd raken, waardoor het water oppervlakkig afstroomt en het grondwater niet aanvult. Een goede grondwaterreserve wordt nog belangrijker om periodes van lange droogte te overbruggen. Het is daarom enorm belangrijk om waar er potenties zijn, ook zoveel mogelijk infiltratie te realiseren. Dat kan door het aanleggen van ondiepe kommen, brede ondiepe grachten langs grote verharde oppervlakten en andere maatregelen. Zo blijft al het regenwater ter plaatse en krijgt het de kans om langzaam te infiltreren richting het diepe grondwater.


2. Waterretentie

Wat is het?

Waterretentie is het (tijdelijk) vasthouden van water als ondiep grondwater. Het gaat om regenwater dat ondiep in de bodem trekt en vertraagd afstroomt richting waterlopen of bereikbaar is voor de wortels van planten. Het diepe grondwater wordt zo dus niet aangevuld.

Verschillende kaartlagen

Seizoenale retentie De seizoenale retentie is het bufferen van regenwateroverschotten tussen seizoenen. Het is de hoeveelheid water die gedurende een jaar wordt vastgehouden en opnieuw 'verbruikt'. Het gaat om het volume water dat binnen een normaal jaar (zonder extreme droogte of neerslag) beschikbaar is om alle belangrijke ecosysteemfuncties te ondersteunen. Dit water zorgt ervoor dat de waterlopen een basisdebiet behouden, bossen en gewassen groeien ... Het ondiepe grondwater is daarnaast ook essentieel voor heel wat andere ecosysteemdiensten (o.a. het opslaan van koolstof in bodems en moerassen).

De seizoenale retentie toont de hoeveelheid regenwater die op jaarbasis wordt vastgehouden in m³/ha*jaar

Permanente retentie Er zijn ook kansen voor permanente retentie, de waterbuffer die bij langdurige droogte nog beschikbaar is. Vooral gebieden die extreem en/of permanent nat zijn zoals moerassen en natte bossen scoren hoog voor permanente retentie. Het zijn gebieden die water kunnen leveren aan oppervlaktewater in geval van laag water. Het zijn ook geschikte gebieden om aan waterberging te doen. Hoewel er al veel water gebufferd wordt in de bodem, kunnen ze meestal ook goed om met water net onder en boven de oppervlakte.

Vooral extreem natte of permanent natte gebieden zoals waterlopen scoren hoog voor permanente retentie.

Wat kan je er mee doen?

Inzetten op waterretentie heeft positieve gevolgen bij zowel veel als weinig water. Bij grote hoeveelheden neerslag kan de bodem meer water opnemen en wordt er minder water afgevoerd naar verharde oppervlakten en waterlopen. Doordat de bodem water langer kan vasthouden en de natte gebieden fungeren als grote sponzen, blijft er bij droogte langer water beschikbaar. Deze kaarten maken het water zichtbaar dat essentieel is voor onze ecosystemen, maar dat onzichtbaar is op het terrein.

Pas als deze ecosysteemdienst wegvalt, merken we het op. Door minder waterretentie zullen de waterlopen een lager basisdebiet hebben. Het zelfreinigend vermogen van de waterlopen gaat daardoor verloren. Dat komt doordat de verontreinigende stoffen minder verdund worden en omdat plas-draszones, die het teveel aan voedingstoffen uit het water halen, verdwijnen. Door het verdrogen van natte gebieden komen er extra voedingstoffen vrij en ook de biodiversiteit gaat achteruit door verdroging.

Wil je meer kansen creëren voor waterretentie? Ga na wat de beschikbare watervoorraad voor je locatie kan beïnvloeden. Regenwater gaat verloren wanneer het over verharding afstroomt richting de riolering en het oppervlaktewater. Maar ook door drainage en onttrekkingen verdwijnt heel wat water te snel richting oppervlaktewater. Ga dus weloverwogen om met verharding en drainage, zeker in de zones die hoog scoren voor seizoenale of permanente retentie. Het zijn investeringen in de toekomst, ze zorgen ervoor dat de gevolgen van zowel teveel als te weinig neerslag worden gemilderd.


3. Aanvullen grondwatervoorraad

Wat is het?

Schematische voorstelling van het watersysteem (bron: Staes et al, 2020)

De watersysteemkaart van de Universiteit Antwerpen geeft een schematische voorstelling van ons watersysteem, vanuit een digitaal hoogtemodel. De aanleiding? Heel wat gebieden hoog in het watersysteem (A-gebieden op de figuur) werden ooit gedraineerd. Het water dat vroeger ter plaatse bleef en via de bodem traag afstroomde richting beken en rivieren of infiltreerde richting het grondwater, wordt versneld afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Dit patroon van water zo snel mogelijk afvoeren zorgt voor problemen. Zeker nu we door de klimaatverandering langere droogteperiodes verwachten, gevolgd door intense regenval. De oplossing? Water opnieuw de kans geven om te infiltreren in de bodem. Hoe 'hoger' in het watersysteem dat gebeurt, hoe langer het water onderweg is en hoe groter onze investering. Het hele principe draait om actief op zoek te gaan naar natuurlijke oplossingen. Ze zijn vaak kostenefficiënter en hebben een breder effect.

Enkele voordelen:

  • Water wordt opgehouden en komt minder snel in de waterlopen terecht.
  • Minder wateroverlast doordat pieken in de afvoer van het oppervlaktewater worden afgezwakt.
  • Het duurt langer voor het grondwater te diep wegzakt in de zomer.
  • Waterlopen krijgen in de zomer langer water aangevoerd.
  • Ook natte gebieden leiden minder onder de droogte doordat het grondwater langer aangevoerd wordt.

Het doel van de watersysteemkaart is niet om een kwantitatieve beoordeling te maken van de huidige toestand, maar wel om te inspireren en waar mogelijk gebruik te maken van de natuurlijke kansen. De kaart toont kansen voor brongerichte maatregelen, om zo droogte structureel aan te pakken. Hou bij nieuwe plannen en maatregelen rekening met kansen om het watersysteem te herstellen. Zelfs in gebieden met ondoordringbare lagen waar je niet kan werken aan grondwateraanvulling, is het wenselijk om het bodemwater lokaal te laten infiltreren en vast te houden.

Watersysteemkaart met de permanent natte gebieden (donkerblauw), tijdelijk natte gebieden (donkergroen) en droge gebieden (donkerbruin).

Wat kan je er mee doen?

De kaarten vormen een objectieve basis om de meest geschikte maatregel voor een bepaalde locatie te kiezen. Denk daarbij aan:

Permanent natte gebieden (donkerblauw): niet meer ontwateren, ophogen of verharden.

Tijdelijk natte gebieden (donkergroen): opnieuw nat laten zijn door het dempen van een gracht die een klein bosje ontwatert; een infiltratiepoel integreren; het plaatsen van een stuwtje in landbouwgrond; locaties binnen wijken waar nu bij hevige buien het regenwater zich natuurlijk verzamelt.

Droge gebieden (donkerbruin): de overloop van individuele regenwaterputten laten infiltreren in plaats van weg te laten stromen naar de riolering; omvormen van dicht naaldhout naar loofhout of heide. De kaarten tonen ook het netwerk van grachten en maken het mogelijk om een groot gebied te screenen op mogelijkheden, waarna men gericht op het terrein kan gaan. Ze tonen ook aan dat iedereen een bijdrage kan leveren en dat de maatregelen niet op een bepaalde doelgroep of een individu gericht zijn. Dat kan helpen bij gesprekken met burgers of organisaties, en om het nut van bepaalde werken of ingrepen te verduidelijken.


4. Luchtkwaliteit, geluid, lokaal klimaat

Snel naar: luchtkwaliteit,  geluid,   lokaal klimaat 

De vorige diensten die we bespraken, zijn regulerende diensten. De mate waarin ze worden geleverd, hangt vooral af van de locatie en de bodem. Luchtkwaliteit, geluid en lokaal klimaat zijn als diensten minder afhankelijk van de bodemeigenschappen en meer van de vraag naar deze diensten zelf. Een woordje uitleg:

  • Luchtkwaliteit: De fijn stof problematiek los je niet enkel op met natuuroplossingen, al kan het lokaal wel een verschil maken.
  • Geluid: Bij de berekening van geluidsreductie, wordt eerst een bron van geluid bepaald. Dan waar er mensen wonen die last kunnen hebben van het geluid en nadien of er natuurlijke vegetatie is die het geluid kan verminderen.
  • Het verminderen van hitte wordt enkel berekend voor zones met een heel hoge bevolkingsdichtheid waar ook 's nachts de temperatuur meetbaar hoger is. Daar kunnen we de verkoeling berekenen die groen en water bieden.

Deze diensten zijn moeilijker te modelleren maar ze zijn wel heel relevant in de bebouwde omgeving. En hoewel het effect misschien moeilijk meetbaar is, is het er wel degelijk:

  • Op een groene, trage weg is veel aangenamer wandelen dan vlak naast een drukke weg in de uitlaatgassen en met ongefilterde verkeersgeluiden.
  • Op een hete zomerdag is er een groot temperatuurverschil tussen een straat met en een straat zonder bomen. Dat verschil is in de straat zelf duidelijk voelbaar, ook al heeft het geen invloed op de gemiddelde dagtemperatuur in de hele dorpskern.

Bovendien zijn de geleverde ecosysteemdiensten erg afhankelijk van de kwaliteit van het ecosysteem. Een vorm gesnoeide boom zonder veel kruin zal weinig schaduw geven en door de beperkte bladoppervlakte ook weinig fijn stof afvangen of geluid bufferen. Intuïtief zou je kunnen zeggen dat een variatie aan soorten en een variatie aan structuur, goede keuzes voor biodiversiteit, ook goed zijn voor de levering van deze ecosysteemdiensten.

In de bebouwde omgeving is dat ecosysteem vaak klein en komt het effect niet altijd tot uiting op de kaarten. Een houtkant, een (dreef)bomenrij, haag, klein bosje ... allemaal leveren ze hun bijdrage aan minder last van geluid, fijn stof en een positieve bijdrage tot het lokale klimaat: minder wind en verkoeling door schaduw en verdamping. In wat volgt geven we dus duiding bij de drie verschillende ecosysteemdiensten aanvullend op wat de kaartlagen tonen.

Luchtkwaliteit

Ecosysteemdiensten: Afvang van fijn stof in kg PM/ha*jaar

Deze kaart geeft een schatting weer van hoeveel fijn stof door bomen en planten uit de lucht wordt gefilterd. Dat wordt voor elke pixel van 25mx25m ingeschat en uitgedrukt in kg PM 10 /ha*jaar.

Wat is het? Fijn stof wordt ingedeeld in soorten op basis van de deeltjesgrootte, PM 10  zijn de deeltjes met een diameter van minder dan 10 micrometer. Er wordt dus ingeschat hoeveel kilogram deeltjes van minder dan 10µm diameter per hectare per jaar worden gefilterd. Over de afvang van fijn stof door de vegetatie is de meeste wetenschappelijke informatie te vinden, daarom en omdat fijn stof een grote impact heeft op de gezondheid, werd fijn stof gekozen als indicator om de effecten op luchtkwaliteit in te schatten. Fijn stof is verantwoordelijk voor ongeveer 60% van de totale ziektelast die veroorzaakt wordt door milieuverontreiniging (gemeten in termen van verloren gezonde levensjaren) (MIRA, achtergronddocument milieu mens en gezondheid, 2007).

Wat kan je ermee doen? Bomen, struiken en zelfs grasland filteren verschillende verontreinigende stoffen, niet alleen de PM 10  deeltjes, uit de lucht. Wanneer de kleine zwevende stoffen in contact komen met de bladeren en takken blijven ze eraan vastkleven en spoelen weg bij de volgende regenbui. 

Bomen zijn het meest effectief in het filteren van schadelijke stoffen. Naaldbomen hebben meer bladoppervlak en dragen het hele jaar blad, ze kunnen dus meer fijn stof uit de lucht filteren dan loofbomen. Andere vluchtige stoffen worden dan weer het beste opgenomen door loofbomen. Een variatie in soorten maar ook in groeivormen (oude bomen, jongere bomen, struiken en kruidachten …) kan zorgen voor een echte vooruitgang voor de biodiversiteit. En we merken dat die principes ook vaak werken voor ecosysteemdiensten.

Ook heesters, struiken, kruidachtigen en grassen kunnen fijn stof uit de lucht filteren. Hun effect wordt respectievelijk steeds kleiner omdat ze een minder grote bladoppervlakte hebben.

Hou rekening met de locatie van extra groen, die speelt wel degelijk een grote rol:

  • In heel specifieke gevallen in een erg stedelijke omgeving kan vegetatie de luchtkwaliteit verslechteren indien het bladerdek ventilatie verhindert en de uitlaatgassen ter plaatse houdt. Dat is enkel het geval in straten met hoge gebouwen langs weerszijden én een dicht bladerdek van dreefbomen. Het is belangrijk om dat niet te verwarren met het positief effect van vegetatie op luchtkwaliteit.
  • Bronnen van fijn stof en de vegetatie die het fijn stof uit de lucht filtert, liggen bij voorkeur dicht bij elkaar. Vegetatie heeft altijd een effect, maar door deze te voorzien dichtbij een bron van fijn stof, vergroot je het effect en filter je deels 'op maat'. Dat kan bijvoorbeeld door een woongebied en een drukke verkeersader of industrie van elkaar te scheiden door een groen gebied. Zo’n groen scherm kan bovendien ook geluidsoverlast verminderen. Dubbele winst dus!

Geluid

Groen kan heel nuttig zijn om geluid te reduceren. Niet alleen groenschermen, struikengordels of bomenrijen maar ook groendaken kunnen geluid absorberen. Vaak zijn de indirecte fysische effecten en psychologische effecten het belangrijkste. Geluid waar we de bron niet van zien, klinkt minder luid. Het is wel belangrijk om het gebruik van groenschermen en struikengordels goed toe te passen:

  • Voor een groter effect, combineer je bomen en struiken en zorg je voor variatie in hogere en lagere soorten, struiken, bodembedekkers …
  • Wanneer je dicht op elkaar plant en varieert in dikke en dunne stammen, filtert het groen verschillende geluidsfrequenties.
  • Een bomenrij filtert andere geluidsfrequenties dan struiken. Door beiden te combineren vergroot je het effect. De houtkant moet ook voldoende breed zijn.

Hou rekening met onderstaande tips om het psychologische effect te vergroten:

  • Gebruik soorten met dichte bebladering.
  • Voorzie een diversiteit in bladvorm en –grootte.
  • Gebruik wintergroene soorten.

Lokaal klimaat

Vegetatie heeft niet enkel een invloed op de luchtkwaliteit en het geluid, maar ook op het lokale klimaat:

  • Het zorgt voor koeling door enerzijds de zonnestralen te blokkeren waardoor donkere oppervlakten zoals wegen minder opwarmen. Anderzijds verdampen planten veel water, zeker bij warme temperaturen. Door die verdamping koelt de omgeving extra af.
  • Vegetatie kan de wind ook breken. Verschillende diktes van stammen en takken kunnen de wind efficiënt breken. Aaneengesloten struiken zijn dan weer beter om de wind af te leiden.

5. Gezondheidseffecten

Wat is het?

Elke groene ruimte (bos, landbouw, natuur) heeft een positieve invloed op de gezondheid van bewoners in de nabije omgeving (tot 3km). Deze 'gezondheidseffecten' worden berekend voor elke locatie. De berekening is gebaseerd op de resultaten van een wetenschappelijk meerjarenprogramma in Nederland (Vitamine G - Maas, 2008). Dat onderzoek toont een positief verband tussen de hoeveelheid groenoppervlakte binnen een straal van 1 km van de woning en het minder voorkomen van 18 specifiek onderzochte ziektebeelden (op een totaal van 24). Er is o.a. een positief effect gevonden op hartziektes, nek- en rugklachten, depressie, angststoornissen, infecties van de bovenste luchtwegen, astma, infectieziekten van het maagdarmkanaal, urineweginfecties en diabetes. Het positieve effect is het grootst voor mentale ziektes. Voor angststoornissen dalen de negatieve gezondheidseffecten met 5% voor elke 10% extra groene ruimte. Voor andere gezondheidseffecten varieert de daling van 4% voor depressie tot 1% voor hoge bloeddruk (Vrebos et al, 2017).

Verschillende kaartlagen

Aanbod van groene ruimtes binnen 1 km

Voor elke pixel of vierkant van 25mx25m werd bepaald hoeveel pixels in een straal van 1 km een groene invulling hebben. Een pixel wordt beschouwd als een groene ruimte als het landgebruik ervan landbouw, bos of een natuurtype is. Het wordt uitgedrukt in percentage aan groen binnen een straal van 1 km. De kaart hiernaast toont dus hoeveel groene ruimtes er zijn binnen 1 km rondom een bepaalde woning of een school. Dat groen heeft het meeste effect op onze gezondheid. Hoe lichter gekleurd op de kaart, hoe minder groen en hoe minder gezondheidsvoordelen je zal krijgen.

Het aantal gezonde levensjaren die een bepaalde groenzone geeft aan de mensen die binnen 3 km errond wonen.

De kaart hiernaast draait de oefening om en toont het positieve effect van een groenzone voor de gezondheid van de mensen die er in een straal van 3 km rondom wonen. Ofwel: het aantal gezonde levensjaren dat de inwoners rondom een groenzone krijgen door die groenzone. Groenzones in dichtbevolkte gebieden scoren hoger dan groenzones in het buitengebied omdat in dichtbevolkte gebieden meer mensen dichtbij wonen. We maken geen onderscheid tussen openbaar groen, natuur, bos of landbouw. Het voordeel wordt uitgedrukt in de vermindering van het aantal DALY’s, een maat voor de maatschappelijke last ontstaan door ziekte.

Hogere huizenprijzen door het groen in de omgeving (in k€)

Al die positieve effecten weerspiegelen zich zelfs in de huizenprijzen. Dat effect zie je op de kaart hiernaast. Voor deze kaart kijken we niet enkel naar toegankelijk openbaar groen maar ook naar dreefbomen en tuinen.

Wat kan je er mee doen?

Groen in een stad of dorpskern is niet uitwisselbaar met groen buiten de woonkernen omdat beiden op een andere manier worden gebruikt. Het is belangrijk dat de groene ruimte vlakbij onze dagelijkse directe leefomgeving ligt om van de gezondheidseffecten te kunnen genieten. Als je ouder bent of slecht te been en je komt weinig buiten de dorpskern, kan je ook niet genieten van de voordelen. Voor een leefbare gemeente is het belangrijk om een netwerk aan groene ruimten te ontwikkelen, evenwichtig verspreid over het volledige grondgebied. Groen maakt mensen gezonder, bevordert sociale contacten, lokt toeristen en investeerders, verhoogt de waarde van huizen, maakt dagen van strenge vorst of hittegolven draaglijker, enz. Alle soorten groen dragen hieraan bij: privétuinen, parken, groendaken, individuele bomen … Zelfs het kleinste stukje groen levert waardevolle diensten of goederen.

Deze kaarten tonen welke inwoners binnen de gemeente geen of nauwelijks groene zones hebben binnen 1km van waar ze wonen. Naast die vaststelling is het ook interessant om te bekijken welk groen er in de bebouwde kom beschikbaar is. Is het toegankelijk? Wat kan en mag er? Kunnen kinderen er spelen? Is er zicht op groen vanuit de huizen? Ligt alles langs de rand van de bebouwde kom of zijn er gezamenlijke groene ruimtes in bepaalde wijken …?

Groene ruimtes zoals parken, sportvelden, maar ook bossen en natuurlijke graslanden, weiden, waterrijke gebieden ... zouden een fundamenteel onderdeel moeten vormen van onze steden en gemeenten. Om vele redenen:

  • Ze maken sport en ontspanning mogelijk en ze bevorderen sociale interactie.
  • Ze vormen een toevluchtsoord, weg van het (stads)lawaai.
  • Bomen produceren zuurstof en filteren schadelijke vervuilende stoffen, inclusief fijn stof, uit de lucht.
  • Water, van vijvers en poelen tot rivieren en fonteinen, helpt de temperatuur te reguleren.
  • Groene zones zorgen voor veilige routes voor wandelaars en fietsers, zowel voor functionele verplaatsingen als voor recreatie.
  • Ze zijn ook belangrijk voor ons mentaal welzijn. Natuurcontact reduceert stress en bevordert de concentratie. (bron: WHO, green spaces).

Het is belangrijk onze groene ruimtes zo multifunctioneel mogelijk in te richten, zodat ze in zoveel mogelijk behoeftes kunnen voorzien.

Een mooie doelstelling zou zijn: Iedereen heeft vanuit zijn woning, klas, opvang, (rusthuis)kamer of werkplek zicht op een boom of ander groen!


6. Koolstofopslag

Snel naar: Verschillende kaartlagen of Wat kan je ermee doen?

Wat is het?

Planten nemen koolstof op uit de lucht en gebruiken die om biomassa op te bouwen. De koolstof wordt daardoor (tijdelijk) uit het milieu verwijderd. Alle natuurtypen nemen koolstof op, maar vooral bossen met een grote, langlevende biomassa zijn belangrijk voor de opname. Bij de andere natuurtypen is die opname van koolstof in biomassa van meer tijdelijke aard, omdat de koolstof opnieuw in het milieu terechtkomt wanneer de planten vergaan.

Verschillende kaartlagen

Koolstofopslag in biomassa: de jaarlijkse hoeveelheid koolstof die duurzaam wordt opgeslagen in het spilhout en de wortels van bomen (ton C/ha*jaar)

Koolstofopslag in biomassa Voor koolstofopslag in biomassa houden we enkel rekening met de koolstof die langdurig wordt vastgelegd (in spilhout en wortels van houtige vegetatie). Het volume van de dunningen en het takhout brengen we niet in rekening. We veronderstellen dat dunningen en takhout gebruikt worden in de houtindustrie of om bio-energie op te wekken, de opgeslagen koolstof komt zo terug vrij. We houden wel rekening met het bostype, hoe geschikt de locatie is voor die soort en de bedrijfstijd (de tijd dat bomen blijven staan voor het bos wordt vervangen door jonge bomen). De koolstof in de bosbodem wordt apart berekend bij koolstofopslag in de bodem (zie onder).

Koolstofopslag in de bodem: de hoeveelheid koolstof die opgeslagen zit in de bodem (ton C/ha)

Koolstofopslag in de bodem Deze kaart toont de opslag van niet-gemineraliseerde koolstof uit dood plantenmateriaal in de bodem. Het wordt hier op lange termijn opgeslagen. Het gaat om de totale koolstofopslag in de bodem (ton C/ha). Dus niet wat er jaarlijks bijkomt, zoals dat wel berekend wordt bij de koolstofopslag in biomassa. De berekening gebeurt via regressievergelijkingen die toelaten om voor de meeste soorten bodembedekking de koolstofopslag in de bodem te berekenen tot op 1 meter diepte. Ze kunnen in detail worden geraadpleegd via het ECOPLAN project.

Wat kan je er mee doen?

De koolstof die vastgelegd wordt in de biomassa van bossen kan niet meer bijdragen tot de opwarming van ons klimaat. Omdat het gaat om koolstof die jaarlijks wordt opgeslagen kan het gebruikt worden in de koolstofbalans. Het kan koolstof compenseren die wordt uitgestoten.

Hoe meer atmosferische CO 2  wordt vastgelegd in de bodem, hoe minder deze kan bijdragen tot klimaatopwarming. Enkele elementen om rekening mee te houden:

  • Identificeer de locaties van de bestaande koolstofvoorraden in de bodem en zet in op het behoud en de bescherming ervan.
  • Je kan ook de mogelijkheden bekijken om extra koolstof in de bodem op te slaan en het zo uit onze atmosfeer te halen. Bijvoorbeeld door veengebieden of natte natuur aan te leggen of te herstellen.

Afsluiter

Deze gids is een startpunt, we hopen dat je hiermee de vele kansen ziet die ecosysteemdiensten bieden voor jouw stad of gemeente. Het toont dat natuurlijke oplossingen - en bij uitbreiding het hele fysisch systeem - een bondgenoot kunnen zijn in een aantal uitdagingen waar we voor staan. We willen je hiermee inspireren om dit mee te nemen in je dagelijks werk, of het nu gaat om het uitwerken van beleidsplannen, omgaan met droogte, ruimtelijke planningsprocessen, herinrichting van de openbare ruimte of communicatie met burgers.

Het onderzoek naar ecosysteemdiensten is in volle ontwikkeling. Deze gids zal in de toekomst dan ook worden aangepast en uitgebreid naargelang er nieuwe inzichten ontstaan of kaartlagen beschikbaar worden.

Kreeg je na het lezen van deze gids inspiratie en ideeën om ecosysteemdiensten in te schakelen?  Op het geoloket  vind je alle kaartlagen en kan je verschillende lagen vergelijken en combineren.

Meer over hoe we als provincie werken met ecosysteemdiensten of hoe we lokale besturen ondersteunen? Bekijk  onze website .

Vragen?

Voor bijkomende vragen en advies blijven we ter beschikking via inge.vermeulen@provincieantwerpen.be of 03/240.59.83

De kaarten zijn ter beschikking gesteld door de Universiteit Antwerpen, onderzoeksgroep ECOSPHERE en gebaseerd op het project ECOPLAN, met dank aan Dirk Vrebos en Jan Staes. Voor meer informatie over de achterliggende modellen kan je  hier  terecht, je vindt er ook de contactgegevens om de originele bestanden aan te vragen.

Referenties

Aertsens Joris, De Nocker Leo, Lauwers Hugo, Norga Katelijne, Simoens Ilse, Meiresonne Linda, Turkelboom Francis, Broekx Steven. (2012). “Daarom groen! Waarom u wint bij groen in uw stad of gemeente”; Studie uitgevoerd in opdracht van: ANB – Afdeling Natuur en Bos; 144 p.

Staes. J., Meire, P. (2020) Methodologie voor de opmaak van de watersysteemkaarten voor Vlaanderen. (versie 2020/01/16), Universiteit Antwerpen, onderzoeksgroep Ecosysteembeheer, ECOBE 020-R251.

www.pro-water.eu

Van Reeth, Wouter & Stevens, Maarten & Demolder, Heidi & Jacobs, Sander & Peymen, Johan & Schneiders, Anik & Simoens, Ilse & Spanhove, Toon & Van Gossum, Peter. (2015). Flanders Ecosystem Assessment Chapter 2 - Conceptual Framework (in Dutch). 10.13140/2.1.3676.4489.

Vrebos Dirk, Staes Jan, Bennetsen Elina, Broexkx Steven, De Nocker Leo, Gabriels Karen, Goethals Peter, Hermy Martin, Liekens Inge, Marsboom Cedric, Ottoy Sam, Van der Biest Katrien, van Orshoven Jos & Meire Patrick, 2017. ECOPLAN-SE: Ruimtelijke analyse van ecosysteemdiensten in Vlaanderen, een Q-GIS plugin, Versie 1.0, 017-R202 Universiteit Antwerpen, Antwerpen, 132 p. Doi. 10.13140/RG.2.2.16174.10565

Deze online gids is een publicatie van provincie Antwerpen, dienst Duurzaam Milieu- en Natuurbeleid.

 

Ecosysteemdiensten in je dagelijkse werking

Provincie Antwerpen, Duurzaam Milieu- en Natuurbeleid

 Van Reeth et al, 2015 

Een mooi beeld zegt soms meer dan een berekening.

Schematische voorstelling van het watersysteem (bron: Staes et al, 2020)