
Waterkwaliteit in het Hoogheemraadschap van Delfland

Inleiding
De zorg voor de waterkwaliteit is een van de kerntaken van Delfland Delfland streeft ernaar overal in het gebied schoon, gezond en levend water te hebben. Delfland meet en bewaakt de waterkwaliteit om inzicht te krijgen in de actuele waterkwaliteit, de ontwikkeling daarvan en het effect van maatregelen die wij nemen ten behoeve van de waterkwaliteit. We noemen dit monitoring. Elk jaar rapporteert Delfland over de resultaten van de monitoring van het jaar ervoor via de waterkwaliteitsrapportage. Omdat er naast de waterkwaliteitsrapportage ook behoefte is aan actuele gegevens over de waterkwaliteit heeft Delfland een dashboard ontwikkeld.
Het dashboard
Het dashboard toont individuele meetgegevens per locatie. Er kunnen verschillende selecties gemaakt worden. Zo zijn er verschillende tabbladen, die ingedeeld zijn naar parametergroep. Op deze tabbladen verschijnt een interactieve kaart, waar een selectie gemaakt kan worden per stof of stofgroep, per periode (tijdvak) en per gebied (polder, gemeente, peilgebied of een of enkele meetlocaties). De geselecteerde gegevens kunnen via het dashboard ingezien worden of via de downloadknop verzameld worden voor verdere analyse. In het dashboard worden de meest actuele meetgegevens per locatie getoond.
Meetgegevens
De meetgegevens in het dashboard zijn afkomstig van de verschillende meetplannen die Delfland heeft. In een meetplan wordt vastgelegd waar wordt gemeten (de locaties), hoe vaak er wordt gemeten (frequentie) en wat er wordt gemeten (parameters).Er zijn meetplannen, die maandelijks op een aantal vaste locaties meten om tientallen (of soms honderden) variabelen te monitoren. Dit geeft een algemeen beeld over hoe de waterkwaliteit ervoor staat binnen het beheergebied van Delfland. Daarnaast is er ook een roulerend meetnet. In dit meetnet zoomen we een keer per drie jaar in op een regio om meer gedetailleerde informatie te verzamelen. Tenslotte zijn er ook meetnetten, die ingezet worden in een project en die over een korte periode gegevens verzamelen in een bepaald gebied. Door de verschillende meetnetten is het verklaarbaar, dat er per locatie een andere set aan gegevens beschikbaar is dan van andere locaties. Tussen het moment van ‘bemonsteren’ en het moment dat de resultaten uit het onderzoekslaboratorium worden ontvangen, zit enige tijd. Eenvoudige analyses zoals nutriënten en chloride zijn binnen een week beschikbaar, maar voor meer gecompliceerde analyses zoals bestrijdingsmiddelen kan het tot vier weken duren voordat ze gerapporteerd worden. En de meeste biologische gegevens worden één keer per jaar gemeten, waarbij de bemonstering in de zomer wordt uitgevoerd en de determinatie in de winter. Hierdoor zijn de biologische gegevens pas enkele maanden na de bemonstering beschikbaar.
Disclaimer
Delfland doet zijn uiterste best om de gegevens te controleren op juistheid en volledigheid. Desondanks kunnen er enkele fouten in zitten en kunnen er geen rechten ontleend worden aan deze gegevens.
Instructies voor dashboards
Veldparameters en chloride
Veldparameters zijn variabelen die ter plekke worden gemeten door de monsternemer. Dit zijn elektrische geleidbaarheid (EC), doorzicht, temperatuur, zuurgraad (pH) en zuurstof. Ze geven een eerste indicatie hoe het met de waterkwaliteit is gesteld. De EC is een indicatie voor het zoutgehalte, maar hier wordt ook chloride voor gebruikt. Chloride wordt wel in het laboratorium gemeten, maar is hier bij de veldparameters gezet om een vergelijking te hebben met de EC.
Zoutgehalte
Het zoutgehalte wordt gemeten aan de hand van de chlorideconcentratie en/of aan de hand van de elektrische geleidbaarheid (EC). Een te hoog zoutgehalte (verzilting) kan een bedreiging zijn voor de biologie in het water en voor het gebruik als gietwater in de tuinbouw. Delfland spreekt van verzilting als de concentratie chloride boven de 300 mg/l komt Verzilting wordt in het algemeen veroorzaakt door zoute kwel of door zoutindringing bij het schutten van de sluizen. Delfland heeft slechts lokaal hinder van verzilting van het oppervlaktewater. Dit doet zich slechts op een paar locaties voor en als de concentraties te hoog dreigen op te lopen (bijv. in langere periode van droogte), dan wordt extra zoet water ingelaten vanuit het Brielse Meer
Doorzicht
De troebelheid van het water wordt uitgedrukt in doorzicht. Als het te troebel/donker is zien waterdieren niet wat er om hun heen gebeurt, ze kunnen dan geen prooi vinden of ontsnappen aan de jager. Om te ontkiemen en te groeien hebben waterplanten zonlicht nodig. Te weinig doorzicht is belemmerend voor de ontwikkeling van waterplanten. We streven naar een minimaal doorzicht van 0,65 m.
Temperatuur
Veel dieren in het water zijn koudbloedig, dat wil zeggen dat hun lichaamstemperatuur zich aanpast aan de omgeving, ze kunnen het niet zelf regelen. In koud water reageren ze vaak heel sloom en groeien ze nauwelijks, terwijl in te warm water ze hun energie niet kwijt kunnen. Het paaien van veel dieren gebeurt ook bij een bepaalde temperatuur en ook het ontkiemen en de groei van planten is afhankelijk van deze parameter. Wateren waarbij de maximale temperatuur niet boven de 25°C uitstijgt, worden als “goed” beoordeeld.
Zuurgraad (pH)
Een te lage zuurgraad (zuur water) is schadelijk voor waterorganismen en opgroeiende vissen. Daarnaast veranderen waterwaardes en watereigenschappen bij een veranderende zuurgraad. Zo wordt er bij hoge pH waarden (basisch water) het onschuldige ammonium omgezet in giftig ammoniak. De normen voor zuurgraad (pH) variëren per KRW watertype. In het algemeen wordt een zuurgraad tussen 6,5 en 8,5 ‘goed’ bevonden.
Zuurstof
Voldoende opgelost zuurstof in het water is een voorwaarde voor een gezond watersysteem. Zuurstof is namelijk van belang voor waterorganismen. Als er een tekort aan opgelost zuurstof is, zorgt dit er onder meer voor dat vissen en andere waterdiertjes in ademhalingsproblemen komen en dat bacteriën plantenmateriaal niet kunnen afbreken. Ook zijn er veel chemische processen in het water afhankelijk van zuurstof, bij gebrek aan zuurstof ontstaan vaak giftige verbindingen, denk aan sulfides en methaangassen. Bij een tekort aan zuurstof kan niet al het organisch materiaal worden afgebroken. Hierdoor ontstaat er bagger. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, verbruiken planten en algen ook zuurstof. Overdag produceren zij door middel van licht (fotosynthese) echter meer zuurstof dan dat ze verbruiken. ’s Nachts vindt er geen zuurstofproductie meer in het water plaats, maar wordt het nog wel gebruikt. In een sloot met een dikke baggerlaag en veel algen kan de zuurstofconcentratie over een dag behoorlijk schommelen. Een andere belangrijke bron van zuurstof is de uitwisseling met de lucht. Vooral als het water beweegt, stroomt en kolkt gaat dit snel, maar in stilstaand water is dit een zeer langzaam proces. Als het wateroppervlak bedekt is met bijvoorbeeld een dikke laag kroos, vindt er ook nauwelijks tot geen toevoer van zuurstof uit de lucht naar het water plaats. Wanneer zuurstof slecht scoort kunnen bepaalde soorten, die goed tegen zuurstofloosheid kunnen, massaal voorkomen, denk aan muggenlarven. Soorten die veel zuurstof nodig hebben, en dat zijn ook vaak soorten die worden geassocieerd met een goede waterkwaliteit, zullen minder voor gaan komen.
Nutriënten
Nutriënten (voedingsstoffen) zijn onmisbare stoffen voor organismen om in leven te blijven en te kunnen groeien. Te hoge nutriëntenconcentraties zorgen echter voor een eenzijdig ecosysteem en overlast door algen en kroos. De belangrijkste nutriënten zijn de stoffen fosfor en stikstof. Een belangrijke bron van stikstof en fosfor is het glastuinbouwgebied. De glastuinbouwsector in Delfland is (nagenoeg) volledig aangesloten op de riolering of recirculeert haar afvalwater. Toch blijken er nog (bewuste en/of onbewuste) lozingen van stikstof en fosfor naar het oppervlaktewater plaats te vinden. Meer waterbewustwording op het bedrijf moet het verschil maken de komende jaren. Andere belangrijke bronnen van stikstof en fosfor zijn o.a.: waterbodem, bagger, uitspoeling (melkveehouderij) en in stedelijk gebied kunnen ook riooloverstortingen, hondenpoep, bladval en (het voeren van) watervogels potentiële bronnen zijn. Door de jaren heen is er een verbetering waarneembaar, maar zowel binnen als buiten het glastuinbouwgebied voldoen de concentraties nog niet aan de normen.
Metalen
Een aantal metalen zijn essentieel voor diverse biochemische processen in organismen. Maar bij hogere concentraties kunnen ze toxisch worden voor waterorganismen. Daarom zijn een aantal metalen in de Kader Richtlijn Water (KRW) aangemerkt als prioritaire stoffen en moet de concentratie van deze stoffen worden ingeperkt. Metalen komen in oppervlaktewater in opgeloste en in gebonden vorm voor. De opgeloste concentraties zijn ecologisch relevanter. In die vorm worden ze gemakkelijker opgenomen door aquatische organismen (biologische beschikbaarheid). Vandaar dat de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater voor de opgeloste vorm gelden. Bronnen van metalen zijn regenwaterriolen die water, dat afspoelt van verkeer en vervoer, bouwmaterialen, straatmeubilair en kassen, lozen op oppervlaktewater. Bij verkeer en vervoer zijn slijtage, lekkage en gebruik van voertuigen de belangrijkste oorzaken. Een andere route is via riooloverstortingen, waarbij ongezuiverd afvalwater in het oppervlaktewater terecht kan komen. In landelijk gebied kunnen er ook metalen in het gebied komen door afspoeling van (kunst)mest. Behalve de afspoelingen van land is er ook een bron in het water, namelijk de coatings van schepen.
PAK
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) zijn stoffen die ontstaan bij (onvolledige) verbrandingsprocessen en die niet in het oppervlaktewater thuishoren. Toch kunnen verhoogde concentraties aan PAK’s in het oppervlaktewater ontstaan door atmosferische depositie uit bijvoorbeeld gebouwverwarming en uitlaatgassen van het verkeer. Via de atmosfeer slaan deze PAK’s neer en komen in het oppervlaktewater en de waterbodem terecht. Ook afspoeling van wegen zijn diffuse bronnen van PAK’s. Daarnaast is de scheepvaart een bron. De scheepvaartmotoren, coating van de schepen en het bilgewater dragen bij aan de PAK-verontreiniging in het oppervlaktewater.
Gewasbeschermingsmiddelen
Gewasbeschermingsmiddelen kunnen een toxisch effect hebben op waterplanten en -dieren en horen niet in het oppervlaktewater voor te komen. Uit de metingen van de waterkwaliteit in de glastuinbouwgebieden blijkt dat (on-)bewuste lozingen op het oppervlaktewater de belangrijkste bron van bestrijdingsmiddelen zijn binnen het beheergebied van Delfland. Ook uit- en afspoeling van (grond)water van glastuinbouwpercelen kunnen een bron zijn. Andere bronnen zijn bijvoorbeeld overige partijen uit de agrarische sector en particulier gebruik van middelen. De inspanningen van de afgelopen jaren om lozingen terug te dringen sorteren effect, maar we treffen deze middelen nog altijd te vaak en in te hoge concentraties aan. Dit belemmert nog op veel plaatsen de ontwikkeling van een gezond ecosysteem.
Biologie
In en om het water leven verschillende soorten planten, dieren en micro-organismen. Welke soorten er kunnen leven, is afhankelijk van veel factoren. Zo heeft bijvoorbeeld de chemische kwaliteit een belangrijke rol daarin. Maar anderzijds is ook aan de soorten waterorganismen af te lezen hoe gezond het water is. De biologie van het water bestaat uit alle organismen die in en direct aan het water leven. Delfland onderzoekt 6 biologische groepen om daarmee beter inzicht te krijgen in de ecologische kwaliteit en biodiversiteit van het water. Dit zijn niet alle groepen die er zijn, maar deze groepen geven voor verschillende watertypen belangrijke ecologische inzichten, en wanneer deze worden onderzocht kan een goed ecologisch oordeel over de betreffende wateren worden gegeven.
Vissen
De vissen vormen de top van de voedselketen, en verschillende vissen behoren tot de grootste dieren die in ons water te vinden zijn. Denk bijvoorbeeld aan de snoek en karper. De visstand zegt veel over de gezondheid van het water, over het habitat en kansen om op te groeien. Ook veilige vismigratie speelt hier een belangrijke rol. Als graag geziene waterdieren vormen vissen voor veel mensen ook een graag geziene bewoner van de waterwereld. De visstand wordt vooral bepaald in wateren die zijn aangewezen als waterlichaam volgens de Kaderrichtlijn water.
Waterplanten – Macrofyten
In gezond water krijgen waterplanten een goede kans om te groeien, zowel in de vorm van emerse (boven het water uitgroeiende) en drijvende planten langs de oever, als in de vorm van submerse (onder water groeiende) planten in dieper water. Hoe schoner en robuuster, hoe gevarieerder het plantenbestand kan zijn. Planten vormen ook een belangrijke schakel, omdat ze leefgebied bieden aan vele soorten organismen, van de kleine watervlo tot de grote snoek. Macrofyten worden onderzocht in vele wateren door het hele gebied, en wordt wel gezien als één van de meest belangrijke biologische parameters om inzicht te krijgen in de waterkwaliteit.
Ongewervelde waterdiertjes – Macrofauna
Waterkevers, dansmuggenlarven, watermijten, mossels & slakken, vlokreeften. Het zijn enkele voorbeelden van de vele soortgroepen waterdieren die onder de macrofauna vallen. Het gaat om alle soortgroepen die niet gewerveld zijn (geen ruggengraatje hebben), maar wel met het blote oog te onderscheiden zijn. De soortendiversiteit is enorm, en iedere soort verteld zijn eigen verhaal over de waterkwaliteit. Zo zijn verschillende haftennimfen indicatoren van een uitstekende waterkwaliteit, en dansmuggenlarven juist indicatoren van dikke, zuurstofloze baggerlagen. Macrofauna wordt vooral in sloten en kanalen gemeten, door het hele gebied heen.
Vrij zwevende algen – Fytoplankton
Het fytoplankton bestaat uit eencellige organisme uit de familie van de planten. Belangrijk ecologische aspect aan fytoplankton, is dat een bloei (het groen kleuren van het water) een belangrijke indicator is voor een te voedselrijk watersysteem, waarin te weinig planten zijn om een goede balans te creëren. Doordat fytoplankton eencellig is, kunnen bepaalde soorten heel snel groeien wanneer de omstandigheden goed zijn. Het water wordt daardoor troebel en eentonig. Als de waterkwaliteit beter wordt, is er in volume minder fytoplankton, maar neemt de diversiteit juist toe. Fytoplankton wordt door het hele gebied gemeten, vooral in plassen en kanalen.
Vrij zwemmende microscopische dieren - Zoöplankton
Diaptomus een geslacht van de eenoogkreeftjes, behorend tot het zoöplankton
Net als dat er grote dieren zijn, zijn er ook hele kleine dieren. Denk aan watervlooien, eenoogkreeftjes en beerdiertjes. Deze zijn, op enkele uitschieters na, allemaal te klein om met het blote oog als dier te herkennen. Maar ze hebben bijvoorbeeld wel een belangrijke rol in de voedselketen, en daarmee kunnen ze belangrijke indicaties geven voor de waterkwaliteit. Zoöplankton wordt weinig gemeten, vooral in enkele diepe plassen.
Kiezelalgen – Diatomeeën
Kiezelwieren onder de microscoop
De diatomeeën zijn, net als het fytoplankton, eencellige plantjes. In tegenstelling tot het fytoplankton die vrij rondzweven, zitten veel diatomeeën aan oppervlaktes vastgehecht. Bijvoorbeeld op planten en oeverbeschoeiingen. Doordat ze niet meedrijven met de stroming, kunnen ze informatie geven over de waterkwaliteit op plekken waar het water relatief hard doorstroomt. Deze groep wordt daarom vooral onderzocht in kanalen.
Copyright 2020 Hoogheemraadschap van Delfland