Omgevingsvisie en Omgevingseffectrapport
De kracht van GIS bij de Omgevingsvisie
Inleiding
Dit praktijkvoorbeeld Omgevingsvisie laat zien hoe het slim combineren van grotendeels publiek toegankelijke, ruimtelijke data gemeenten kan helpen bij het opstellen, uitwerken en monitoren van haar Omgevingsvisie. Binnen de Omgevingsvisie wordt voor al het ruimtelijke beleid van de gemeente de strategie voor de komende decennia uitgezet. Het is daarom van belang om de keuzes die de gemeente maakt goed te onderbouwen. Daarvoor voeren gemeenten in de regel analyses uit waarbij de kwaliteiten van de gemeenten in beeld worden gebracht en waarbij opgaven, knelpunten en meekoppelkansen geïnventariseerd worden. Veel gemeenten kiezen er voor om deze analyses uit te voeren in een milieu- of omgevingseffectrapport. Hierin wordt een beschrijving opgenomen van de huidige situatie voor alle aspecten van de fysieke leefomgeving in de gemeente. Daarnaast beoordeelt het rapport of de ambities van de gemeente haalbaar en realistisch zijn en of de beleidsvoornemens uit de ontwerp Omgevingsvisie hier voldoende aan bijdragen.

Toepassing van GIS-data
Met behulp van kaartbeelden naast de tekst laten we zien hoe GIS-data en -analyses bij kunnen dragen aan het in beeld brengen van aspecten van de fysieke leefomgeving van de gemeente, hoe knelpunten in het ruimtelijke beleid van gemeenten gebiedsgericht onderzocht kunnen worden, en hoe GIS-data ingezet kan worden als instrument om voortgang van de doelen in de ontwerp Omgevingsvisie na vaststelling te monitoren. Deze kaartbeelden zijn afkomstig uit het Omgevingseffectrapport dat in 2022 opgesteld werd voor de Omgevingsvisie van de gemeente Sittard-Geleen en waarvoor een GIS-viewer is ingericht. Onder de tab Databronnen vindt u een overzicht van relevante ruimtelijke data en hun bronnen.
Duurzame warmtevoorziening
Dit voorbeeld richt zich op de warmtevoorziening. Nederland moet in hoog tempo van het gas af en voor iedere wijk en buurt wordt onderzocht welke alternatieven er zijn voor een duurzame warmtevoorziening. In dit voorbeeld laten we zien hoe GIS-data bij kan dragen aan een eerste scan van de kansrijkheid van verschillende duurzame alternatieven. Deze kansrijkheid hangt nauw samen met het type warmte dat toegepast kan worden in woningen. Slechter geïsoleerde woningen raken meer warmte kwijt aan de lucht en kunnen daardoor noodgedwongen alleen gebruikmaken van hoge temperatuur warmte zoals groen gas of waterstof. Hoe beter geïsoleerd een woning is, hoe lager de temperatuur die gebruikt kan worden voor verwarming. Beter geïsoleerde woningen kunnen daarom gebruik maken van alternatieven zoals warmtepompen, warmte koude opslag (WKO) of restwarmte. Oudere woningen zijn vaak slechter geïsoleerd en hebben een lager energielabel. Dit is te zien op de kaarten hiernaast: de linker kaart laat het bouwjaar zien, en op de rechter kaart staat voor ieder adres het energielabel weergegeven. Wijken die gebouwd zijn voor de jaren ’60 hebben energielabels F of G, terwijl de wijken van na de eeuwwisseling energielabel A of beter hebben.
Op basis van de energielabelkaart zijn om een aantal wijken gekleurde vakken getrokken die het gemiddelde energielabel weergeven. In de tabel hieronder is aangegeven welk type warmtevoorziening kansrijk is voor welke energielabels.
Beter geïsoleerde woningen kunnen werken met lage temperatuur warmte zoals die door restwarmte, Warmte Koude Opslag (WKO-)systemen of geothermie geleverd wordt. Woningen met een energielabel C of D zijn kansrijk om door middel van isolatie op te waarderen naar een energielabel B en/of om lage temperatuur warmte op te waarderen met behulp van een warmtepomp. De slechtst geïsoleerde woningen blijven afhankelijk van hoge temperatuur warmte zoals die in de huidige situatie door aardgas wordt geleverd. Hiervoor moet een duurzaam alternatief gevonden worden, zoals groen gas of waterstof.
In de gemeente liggen al ‘Het Groene Net’ en warmtenet Hoogveld, warmtenetten die gevoed wordt door een combinatie van restwarmte uit biomassacentrale BES en aardgas. In het warmtenet wordt gebruik gemaakt van hoge temperatuur warmte die geleverd wordt aan wijken en gebouwen in de spoorzone die relatief goed geïsoleerd zijn. Het uitbreiden van Het Groene Net met restwarmte vanuit meerdere naftakrakers op het terrein van Chemelot is een kans die verzilverd kan worden als een sluitende business case gevonden kan worden. Hiermee zouden wijken die een gemiddeld energielabel van D of hoger en een voldoende hoge woningdichtheid hebben, verwarmd kunnen worden. De mate waarin aan beide criteria voldaan wordt, zijn eenvoudig met behulp van GIS te visualiseren.
Ook andere vormen van duurzame warmte kunnen mogelijk kansrijk zijn in de gemeente Sittard-Geleen. Op de kaarten hiernaast is de technische potentie van aardwarmte of geothermie en de potentie van Warmte Koude Opslag (WKO) in de ondiepere ondergrond te zien. Geothermie blijkt weinig kansrijk te zijn omdat er over het noordelijke deel van Sittard een boringsvrije zone ligt en er onder het zuidelijk deel van de stad geen warmwaterdragende zandlagen liggen.
WKO is een oplossing die wel grote potenties lijkt te hebben. Per hectare per jaar kan in het noordelijke deel van Sittard tussen 2.500 en 5.000 GJ aan warmte per hectare per jaar geleverd worden; in het zuidelijke deel is dit zelfs meer dan 5.000 GJ/ha/jaar. WKO systemen moeten wel gevoed worden door een duurzame warmtebron, en zouden gecombineerd kunnen worden met restwarmte of andere vormen van duurzame warmte zoals warmtecollectoren.
Bovenstaande analyse laat zien hoe een gemeente op basis van vrij toegankelijke data en eenvoudige GIS-analyses een eerste scan kan doen van de alternatieven voor de transitie naar een duurzame verwarming van de gebouwde omgeving. In de door de gemeente Sittard-Geleen vastgestelde Transitievisie Warmte is een soortgelijke benadering toegepast. De tabel hiernaast laat vijf strategieën zien, met voor iedere strategie de vereisten en kenmerken. Op basis van een GIS-analyse is vervolgens voor alle woonkernen in de gemeente bepaald welke strategie het meest kansrijk is. De uitkomsten van deze analyse komen grotendeels overeen met de quickscan die bovenin deze storymap gepresenteerd is.
Bereikbaarheid van bushaltes
Gemeenten kunnen hun ambitie op het gebied van openbaar vervoer opnemen in hun omgevingsvisie. Dit voorbeeld richt zich op het in beeld brengen van de dichtheid van het busnetwerk in de gemeente en de loopafstand van de bushaltes naar woonwijken. Hiernaast zijn de bushaltes in de gemeente Sittard-Geleen als zwarte punten op de topografische kaart weergegeven. Deze punten zijn gebruikt voor een netwerkanalyse die laat zien welke woongebieden in de gemeente niet binnen vijf (donker oranje) of tien (licht oranje) minuten loopafstand van een bushalte liggen. Voor deze analyse is gebruik gemaakt van openstreetmap data, die laat zien welke wegen begaanbaar zijn voor voetgangers.
Op de gemeente kaart zien we een aantal gebieden die slecht ontsloten zijn per bus. Daarbij gaat het om de buurt Hoogveld in Sittard Noord, het dorp Graetheide langs het Julianakanaal, de bedrijventerreinen ten noorden van Holtum, en delen van Munstergeleen in het zuiden van Sittard. In totaal vallen 1.370 als woning bestemde panden in de gemeente buiten de 10-minuten contour. Dit getal kan gebruikt worden als een manier om kwantitatief te toetsen in hoeverre de gemeente voldoet aan haar ambities op het gebied van openbaar vervoer en kan opgenomen worden in het monitoringsprogramma van de Omgevingsvisie.
Hoogveld
Eén van de gebieden die niet binnen tien minuten loopafstand van een bushalte ligt, is de buurt Hoogveld. Deze buurt is ongeveer twintig jaar geleden gebouwd en bestaat uit een mix van woningen en midden- en kleinbedrijf. Vanuit Hoogveld kost het van deur tot deur ongeveer een half uur om bij het station en het centrum van Sittard te komen, terwijl deze op slechts twee kilometer afstand liggen. Per bus van en naar Hoogveld komen is daardoor weinig aantrekkelijk voor de inwoners van de gemeente, en de aansluiting van de buurt op het busnetwerk zou een logische stap zijn als de gemeente bus een aantrekkelijker alternatief voor de auto zou willen maken.
Hittestress
Sterk verharde omgevingen warmen op een zonnige dag sterker op dan gebieden met veel natuur, water en schaduwwerking. Op de kaart hiernaast is de gevoelstemperatuur op een hete zomerdag weergegeven. Daarbij is zowel de situatie in 2020 opgenomen als de prognose in 2050 van het KNMI Hoog klimaatscenario, waarin het klimaat versneld opwarmt. Op deze kaarten is het effect van bebouwing en bestrating duidelijk te zien: de gevoelstemperatuur in de stad is op sommige plekken meer dan 10 °C hoger dan in het buitengebied. Dit kan gezondheidsrisico’s opleveren voor mensen met een zwakke gezondheid. In veel gemeenten zijn vanwege de vergrijzende bevolking de komende decennia fors meer zorgwoningen nodig, en deze informatie kan gebruikt worden om deze buiten de meest voor hittestress gevoelige gebieden te realiseren. Daarbij zien we op de kaart met de prognose voor 2050 dat het klimaat de komende decennia verder opwarmt. De kaart laat zien dat de maximale gevoelstemperatuur in de hele gemeente met enkele graden stijgt.
Op de kaarten hiernaast is een uitsnede gemaakt van de gebieden die in 2020 en in 2050 te kampen krijgen met een gevoelstemperatuur die hoger ligt dan 43 °C. In 2020 betreft dit met name de kernen van de stedelijke gebieden. Hier is, door de bebouwing rondom het centrum die ook opwarmt, de gevoelstemperatuur het hoogst. Dit noemen we het stedelijk hitte-eiland effect. De kaart van het jaar 2050 laat zien dat de gevoelstemperatuur in vrijwel het gehele stedelijke gebied zal gaan stijgen tot boven 43 °C. Op de kaart zijn ook alle locaties in de gemeente weergegeven die kunnen leiden tot verhoogde gezondheidsrisico’s ten gevolge van hitte. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om scholen en verzorgingstehuizen. De kaarten laten zien dat er in 2020 ongeveer 50 van de 200 gevoelige locaties buiten het gebied liggen waarin de gevoelstemperatuur tot 43 °C kan stijgen. Op de kaart voor 2050 zijn dit nog slechts ongeveer 10 locaties.
In deze Storymap geven we enkele voorbeelden van ruimtelijke analyses die ondersteunend aan (een planMER voor) een Omgevingsvisie uitgevoerd kunnen worden. Er zijn uiteraard nog veel meer analyses mogelijk die tezamen een zo volledige en gebiedsspecifiek mogelijk beeld van de omgevingswaarden, kwaliteiten en knelpunten van de gemeente schetsen. Aanvullende analyses die gedaan kunnen worden zijn onder meer de volgende:
- Het aantal woningen en kwetsbare objecten dat binnen de Plaatsgebonden Risico (PR) contour en de nieuw in de Omgevingswet op te nemen aandachtsgebieden voor externe veiligheid ligt;
- De omvang van de gebieden en het aantal woningen daarbinnen waar concentraties van NO2, PM2,5 en PM10 boven wettelijke norm en/of WHO adviesnorm liggen;
- Het aantal woningen dat niet binnen 300 m loopafstand van een park, plantsoen, open natuurlijk terrein of bos ligt;
- De gemiddelde loopafstand tot zorgvoorzieningen (apotheek, huisarts, ziekenhuis) per buurt of wijk.