In de zomer kan de bodem zo ver uitdrogen, dat planten niet meer optimaal kunnen verdampen. Ze ondervinden dan droogtestress. Eerst sluit een plant zijn huidmondjes om waterverlies via verdamping te voorkomen, maar uiteindelijk kan hij geheel of gedeeltelijk afsterven. Droogtestress komt vooral voor op bodems met een diepe grondwaterstand beneden het maaiveld en met een grove textuur, zoals grof zand. Op zware kleigrond (vooral komklei) ontstaat echter ook makkelijk droogtestress.
Wat zijn de gevolgen van droogtestress?
In de landbouw leidt droogtestress tot een afname van de gewasopbrengst. Gewassen die slecht tegen droogte kunnen zijn bijvoorbeeld groenten, aardappelen en bieten. Boeren zullen opbrengstderving proberen te voorkomen door hun gewassen te beregenen of water toe te voegen via ondergrondse irrigatie.
In de natuur past de vegetatie zich op den duur aan: soorten van vochtige en natte milieus verdwijnen om plaats te maken voor soorten die tegen droogte bestand zijn. Droogteresistente soorten herken je vaak aan uiterlijke kenmerken, zoals een cactusachtige bouw (Muurpeper), haren op de bladeren (Muizenoortje) en in bladgroeven verzonken huidmondjes (Helm). Veel mossen en korstmossen zijn extreem droogteresistent.
De natuur past zich aan het klimaat aan, ook aan het microklimaat, zoals op deze foto te zien is. Links een begroeide noordhelling, rechts een veel kalere en mosrijke zuidhelling in duinreservaat Meijendel (foto JPM Witte)
Wat zie je op de kaart?
De kaart geeft weer hoeveel opbrengstderving optreedt. Deze derving komt door een tekort aan water. De kaart is gebaseerd op hoeveel mm water een aaneengesloten grasmat in een jaar maximaal tekort komt gedurende een aaneengesloten periode van 10 dagen (1 mm water is gelijk aan 1 liter per vierkante meter grondoppervlak).
Om de verschillen in risico's op droogtestress inzichtelijk te maken voor heel Nederland, is aangenomen voor deze kaarten dat overal gras ligt. Natuurlijk ligt hier in de praktijk vaak geen gras of staat er vegetatie die kwetsbaarder of minder kwetsbaar is dan gras. Bij een groente als sla is het opbrengstverlies uiteraard groter en bij graan lager.
Met het vergrootglas kun je constateren dat de droogtestress in 2050 onder het WH scenario aanzienlijk toeneemt, vooral op hogere zandgronden en in gebieden met rivier- en zeeklei.
Voor de natuur kan droogtestress worden vertaald naar het aandeel droogteresistente soorten in de vegetatie.
Wat kun je wel en niet met deze informatie?
De kaart geeft een eerste beeld van het optreden van droogte op een regionaal niveau; vooral de veranderingen ten gevolge van het WH-scenario geven een goede indruk van de regio’s die de grootste gevolgen voor landbouw en natuur mogen verwachten. In de Klimaateffectatlas kan de droogtestresskaart worden gecombineerd met kaartinformatie over grasland en akkerbouwgebieden en met natuurgebieden. Droogtestress volgens Bartholomeus et al. (2011) is berekend met het model PROBE (Witte et al., 2015) op basis van een landelijke bodemkaart, weersgegevens van het KNMI en grondwaterstanden die in een ruimtelijke resolutie van 250 m zijn berekend met het Nationaal Water Model .
Voor studies op het niveau waarop provincies, gemeenten, waterschappen, boeren en natuurbeheerders beslissingen nemen, is een fijnere ruimtelijke resolutie nodig. Een resolutie van 25 m lijkt voor veel regionale studies tegenwoordig de standaard. Effecten op de landbouw kunnen het best worden berekend met de Waterwijzer Landbouw , een methode waarin meerdere gewassen worden onderscheiden en die rekening houdt met meerdere aan droogte verbonden aspecten (zoals zoutschade en zogenaamde vervolgschade). Voor de effecten op de natuur is de Waterwijzer Natuur beschikbaar, waarin het model PROBE is opgenomen. Deze Waterwijzer houdt ook rekening met aan droogte gerelateerde factoren, zoals de voedselrijkdom en zuurgraad van de bodem en met de toename van zowel droogtestress als zuurstofstress onder het WH-scenario.