Laagste grondwaterstanden

Te lage grondwaterstanden vormen voor veel functies een bedreiging. Voor natuur bestaat het risico op onomkeerbare schade, waarbij nattere doelsoorten verdwijnen en drogere doelsoorten het gebied niet kunnen bereiken. Er kan droogteschade voor de landbouw ontstaan en de kans op natuurbranden neemt toe. Bij te lage grondwaterstanden in het groeiseizoen kunnen landbouw gewassen niet meer voor hun eigen watervoorziening kunnen zorgen. De vraag naar water voor beregening uit het oppervlaktewater en het grondwater neemt dan sterk toe. Als dit water niet beschikbaar is kan droogteschade voor de landbouw optreden.  

Welke gebieden zijn extra kwetsbaar voor lage grondwaterstanden?

In het veenweide gebied wordt goed op de grondwaterstanden gelet, omdat bij te lage grondwaterstanden veenoxidatie plaatsvindt met bodemdaling als gevolg. Voor steden zijn grondwaterstanden van belang in verband met schadeprocessen die plaatsvinden bij een te lage grondwaterstand. Bijvoorbeeld scheurvorming in wegen, gebouwen en ondergrondse infrastructuur door bodemdaling, het rotten van houten funderingen en de verdroging van openbaar groen.

Welke eenheid wordt gebruikt in het grondwaterbeheer?

Een veel gebruikte eenheid in het grondwaterbeheer is de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG): een berekende waarde die aanduidt hoe laag de grondwaterstand in een gebied kan uitzakken. De GLG wordt berekend door het gemiddelde te nemen van de drie laagst waargenomen of berekende grondwaterstanden per jaar (LG3), op basis van de waarden op de 14e en 28e van de maand, gedurende minimaal acht jaren. Dergelijke lage grondwaterstanden treden doorgaans op aan het einde van de zomerperiode. De grondwaterstanden in extreem droge jaren kunnen op veel plekken verder uitzakken dan de GLG. Om een beeld te krijgen van de effecten van een extreem droog jaar op de grondwaterstand kan er in plaats van de GLG beter gekeken worden naar de laagste grondwaterstanden (LG3) voor een specifiek extreem droog jaar als 1976. In deze viewer is voor het extreem droge jaar het jaar 1976 genomen waarin het neerslagtekort net iets groter was dan in jaar 2018.

Wat zie je op de kaart?

Laagste grondwaterstand gemiddeld jaar

Links van de balk geven de kaarten de laagste grondwaterstanden weer voor de huidige situatie. Rechts van de balk worden de veranderingen getoond die rond 2050 kunnen optreden, als gevolg van klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en economische ontwikkelingen.

De kaarten zijn uitkomsten van berekeningen met het  Nationaal Water Model . Daarmee zijn de effecten van de Deltascenario’s bepaald. Dit zijn combinaties van de KNMI’14 klimaatscenario’s en scenario’s van de socio-economische ontwikkeling in Nederland (WLO ’15). De socio-economiche ontwikkelingen komen tot uiting in verschillen in land- en watergebruik. De verschilkaart is gemaakt door de uitkomsten van het Deltascenario ‘Warm 2050’ (combinatie van het warme en meest droge KNMI’14 WH klimaatscenario en het WLO scenario met lage economische groei) af te zetten tegen de huidige situatie. Meer over het Nationaal Water Model en de basisprognoses is  hier  te vinden en achtergrond over de  Deltascenario’s is te hier te vinden .

Gemiddeld laagste grondwaterstand

De kaart van de ‘huidige situatie’ toont dat de GLG in de lage delen van Nederland relatief dicht onder het maaiveld ligt. Op de hoge zandgronden en in de duinen en Zuid-Limburg bevindt de GLG zich relatief diep onder het maaiveld. In de stedelijke gebieden van laag Nederland ligt de GLG over het algemeen lager dan in het omringende landelijk gebied. Dit heeft te maken met kunstmatige ophoging en drainage. De verschilkaart toont welke verandering kan optreden in 2050. In grote delen van Nederland daalt de GLG, met name in het noorden, veenweidegebieden en langs de rivieren.

Op kleine delen van de hoge zandgronden en in de duinen is echter sprake van een stijging van de GLG. De stijging in de hoge zandgronden is een gevolg van een toename van het jaarlijks neerslagoverschot, veroorzaakt door toename van de winterneerslag. Omdat de grondwaterstand in deze gebieden ver onder maaiveld ligt, heeft de verwachte toename van de verdamping minder effect op de grondwaterstanden. In de duinen is een stijging van de grondwaterstanden mogelijks als gevolg van de zeespiegelstijging. Dit kan een negatief effect hebben op de aanwezige zoetwaterlens.

Laagste grondwaterstand extreem droog jaar

De grondwaterstanden in een extreem droog jaar liggen in zowel de peilgestuurde als in de vrijafwaterende gebieden duidelijk lager dan de gemiddelde waarden. Dit geeft aan dat we in de huidige situatie ook al rekening dienen te houden met een grote dynamiek in de gemiddelde grondwaterstanden over de verschillende jaren. Deze dynamiek kan in de toekomst als gevolg van de klimaatverandering en de socio-economische veranderingen nog verder toenemen.

De verwachte verandering van de grondwaterstand in een extreem droog jaar is minder dan gemiddeld over een lange periode. Dit komt omdat het effect van een klimaatscenario minder sterk is in een situatie met diepere grondwaterstanden en lage vochtegehaltes in de bodem.

Wat kun je wel en niet met deze informatie?

De kaarten tonen dat de GLG in 2050 in grote delen van Nederland lager kan liggen dan nu. In de wintermaanden kan de grondwaterstand hoger staan, als gevolg van de toename van neerslag in de winterperiode. Zie hiervoor de GHG kaart in de Klimaateffectatlas. Er is dus sprake van een toegenomen dynamiek in de grondwaterstand gedurende het jaar. Daarop zal adaptatie zich vooral moeten richten.

De grondwaterkaarten zijn gebaseerd op modelberekeningen waarbij op cellen van 250x250 meter is gerekend met best mogelijke uniforme karakterisering van deze cellen. Dat geeft landsdekkend goed bruikbare beelden voor de huidige en toekomstige situatie. De resultaten kunnen echter niet worden gebruikt om op lokaal niveau algemene uitspraken toe doen, daarvoor zijn gedetailleerdere modellen nodig die de lokale variaties in onder meer landgebruik en maaiveldhoogte in meer detail meenemen.

Kaartcontent

Deltares op basis van Nationaal Water Model