Klimaatrobuuste beeklandschappen

Hoe kunnen we Brabantse beeklandschappen klimaat- en toekomstbestendiger maken?

Brabant is een verstedelijkt landschap met veel verschillende vormen van grondgebruik. Het landschap, met al die verschillende grotere en kleinere lapjes grond, wordt ook wel een mozaïek genoemd. Maar dit mozaïek geeft te weinig richting en houvast voor alle ruimtelijke opgaves waar Brabant voor staat. Klimaatverandering, de woningbouwopgave, biodiversiteit, de energietransitie: om deze opgaven echt aan te pakken zijn grootschalige transformaties nodig. 

Een groot deel van deze opgaven speelt in de Brabantse beeklandschappen. Hier merken we de gevolgen van klimaatverandering in grotere pieken en dalen in de beekafvoer en verdroging van het landschap. Gelukkig liggen hier ook kansen om het Brabantse landschap klimaat- en toekomstbestendig te maken.  

Waarom ligt de grootste kans in het beeklandschap?

Het beekdal is van nature een systeem waarin alles met elkaar samenhangt, van bovenstrooms naar benedenstrooms. Dit systeem kon weersextremen zoals wateroverlast en droogte goed opvangen. Brabant is van oudsher een kletsnatte provincie, waarin de dorpen en gehuchten verbonden waren via beken. De naam Brabant is dan ook afgeleid van ‘braecbant’: ‘braec’ betekent drassig land en ‘bant’ betekent streek. Maar na 1850 is het landgebruik in de Brabantse beeklandschappen steeds meer losgekoppeld van het bodem- en watersysteem. Het gevolg is dat het bodem- en watersysteem weersextremen moeilijker kan opvangen. Klimaatverandering versterkt deze weersextremen, waardoor de Brabantse beeklandschappen in de toekomst nog kwetsbaarder worden voor droogte en wateroverlast. Door het beeklandschap klimaatrobuust te maken, kunnen we voorkomen dat het landschap nog kwetsbaarder wordt. Dat kan door zoveel mogelijk natuurlijke maatregelen te nemen en daarbij te beginnen bij de beken, het watersysteem van het beeklandschap. Dit kaartverhaal vertelt je er meer over.

Afbeelding: Hoofdwaterlopen en fysische geografie van de provincie Noord-Brabant (bron: provincie Noord-Brabant).

Wat is een beeklandschap?

Een beeklandschap is het geheel van hoog- en laaggelegen gebieden die door het (grond)watersysteem met elkaar verbonden zijn. Dit landschap loopt helemaal van de bron tot de monding van de beken en ‘van rug tot rug’. De ruggen zijn de hogere delen in het landschap. Deze scheiden het stroomgebied van verschillende beken. De beken liggen vaak diep ingesneden in het landschap. In de laaggelegen gebieden vormt dit een beekdal. Bij dit landschap horen ook de heuvels en de hoger gelegen zandgronden eromheen: de flanken. De afbeelding hieronder toont de verhouding tussen beek, beekdal, beekdallandschap en beeklandschap. Een groot deel van Brabant wordt doorsneden door beken. Veel van deze beken hebben hun oorsprong in Vlaanderen en wateren uiteindelijk af in de Maas.

Afbeelding: De stappen op weg naar klimaatbestendigheid; van beek naar beeklandschap (bron:  Visie Pilotgebied Aa of Weerijs Zundert , H+N+S Landschapsarchitecten)

Hoe zijn beeklandschappen veranderd?

De beeklandschappen in Nederland en ook in Noord-Brabant zijn de afgelopen eeuw sterk veranderd. Dat is vooral gebeurd onder invloed van de intensivering van de landbouw en de uitbreiding van steden en dorpen. Hieronder lees je hoe de beeklandschappen er voor die tijd uitzagen en hoe ze in de loop van de 20e eeuw veranderd zijn.

Hoe zagen de beeklandschappen eruit rond 1850?

Tot in de negentiende eeuw waren de beken en beekdalen duidelijk herkenbaar aanwezig in het landschap. Het was een gevarieerd landschap met een rijke biodiversiteit. Dit gevarieerde cultuurlandschap is ontstaan vanaf ongeveer de negende eeuw. Tot die tijd bestonden de beekdalen vooral uit broekbossen en moerassen met zegge- en rietveen. Vanaf ongeveer de negende eeuw groeide de bevolking en werden steeds meer van deze natte beekdalen ontgonnen voor landbouw. Er ontstonden open beekdalen met graslanden, vaak verkaveld door houtwallen, singels of sloten. De beekdalen waren aantrekkelijk als wei- en hooiland voor boeren, en de grotere beken boden de mogelijkheid voor watermolens. De broekbossen, heggen en knotbomen in de beekdalen leverden hout om te gebruiken als brandstof. Daarnaast werd er op veel plekken veen gestoken. In Brabant werden de beeklandschappen op grotere schaal voor landbouw ontgonnen dan in andere delen van Nederland. Dat kwam doordat de provincie dicht bij de welvarende Vlaamse steden lag. In Brabant werd er toen bijvoorbeeld al op grote schaal veen afgegraven. Daardoor bevatten veel Brabantse beekdalen minder veen dan bijvoorbeeld Drentse beekdalen.

Afbeelding: Schets van een beeklandschap rond 1850 (bron:  Reisgids 'Op weg naar klimaatrobuuste beeklandschappen' , H+N+S Landschapsarchitecten).

Hoe zijn de beeklandschappen veranderd tussen 1850 en nu?

Na 1850 verdwenen er steeds meer heggen, vooral toen er voor alle functies ervan alternatieven kwamen. Zo gingen landeigenaren prikkeldraad gebruiken om stukken grond af te scheiden en vervingen olie en kolen de brandstof hout. Dit zorgde ervoor dat het landschap veel opener werd. Verder liep Noord-Brabant in de 20e eeuw opnieuw voorop in de intensivering van de landbouw. Na de Tweede Wereldoorlog woonden er veel kleine, arme boeren in de provincie. De komst van de intensieve veehouderij bood hun de kans op een beter inkomen. In Brabant werden, veel meer dan in andere provincies, beekdalen ontwaterd om ze geschikt te maken voor intensief agrarisch gebruik. Samen met de ruilverkaveling had dat een grote impact op het landschap. De waterhuishouding werd ingrijpend aangepast, vooral om te voorkomen dat gewassen schade opliepen door wateroverlast. Op veel plaatsen daalde door deze aanpassingen de grondwaterstand in een paar decennia met meer dan 1 meter. Het land werd geschikt gemaakt voor akkerbouw, maïs en soms zelfs boomteelt. Veel beken werden rechtgetrokken en kregen het karakter van een landbouwsloot. Op de kavels verdwenen vaak de singels, houtwallen en slootjes. Nieuwe grote kavels werden soms dwars over de beekdalgrens gelegd. De steilranden verdwenen en de lagere beekdalgronden werden opgehoogd om nog beter te kunnen ontwateren. Zo raakte het landgebruik steeds meer losgekoppeld van het bodem- en watersysteem en werd het beekdal steeds onzichtbaarder. De veranderingen vonden ook plaats op de hogere delen. Oorspronkelijk waren deze ‘woeste gronden’, die vooral bestonden uit heide en hoogveen, grote oppervlakken waar water kon infiltreren en waar kwelstromen het water in de beken aanvulden. Eind 19e en begin 20e eeuw werden hier sloten en kanalen aangelegd om deze gronden te ontwateren. Zo konden ze gebruikt worden voor landbouw of als productiebos. Deze ‘drooglegging’ had tot resultaat dat regenwater sneller werd afgevoerd, waardoor er ook minder kwelstromen naar de beken stroomden.

Afbeelding: Schets van een beeklandschap anno nu (bron:  Reisgids 'Op weg naar klimaatrobuuste beeklandschappen' , H+N+S Landschapsarchitecten).

Wat zijn de gevolgen van die veranderingen?

Het beeklandschap is in de loop van de 20e eeuw dus grondig aangepast. Deze aanpassingen hadden een nadelig effect op de grond en het milieu. Doordat er veel water uit de bodem werd onttrokken en doordat de grond steeds intensiever gebruikt werd voor landbouw, is de bodemkwaliteit verslechterd. Ook is de biodiversiteit afgenomen. Verder hebben de beeklandschappen benedenstrooms vaker te maken met wateroverlast. Dat komt doordat de gegraven greppels en sloten bovenstrooms het water sneller afvoeren, en doordat de verslechterde bodem minder water kan vasthouden. Daarnaast is er nog een andere ontwikkeling die heeft bijgedragen aan de snellere afvoer van regenwater: steden en dorpen zijn steeds meer versteend geraakt. De snellere afvoer zorgt niet alleen voor wateroverlast bij hevige regenbuien, maar heeft ook tot gevolg dat er in droge periodes sneller watertekorten ontstaan en de hoge zandgronden verdrogen. Klimaatverandering versterkt deze effecten, waardoor het bodem- en watersysteem niet meer in staat is om ze op te vangen.

Hoe versterkt klimaatverandering wateroverlast?

Door klimaatverandering neemt de kans op hevige neerslag toe. Met de hevigere neerslag neemt ook het aantal zeer natte dagen toe. Bij een langere periode van meerdere dagen met veel neerslag kan het regionale watersysteem het water moeilijker verwerken en kan wateroverlast ontstaan. De kaarten hiernaast tonen het aantal dagen per jaar dat er meer dan 25 mm neerslag per dag valt. Links van de balk zie je de situatie voor het huidige klimaat, rechts van de balk zie je de situatie voor het WH-scenario in 2050.

Kaart: Aantal dagen met meer dan 25mm neerslag in huidig klimaat en WH-scenario voor 2050 (bron:  Klimaateffectatlas , 2022).

Hoe versterkt klimaatverandering droogte?

In de periode van 2018 tot en met 2022 hebben we vaak te maken gehad met droge lentes en zomers. De gevolgen hiervan kunnen groot zijn voor de beeklandschappen in Noord-Brabant. Zo zijn de hoge zandgronden extra gevoelig voor droogte. Bij een groot neerslagtekort zullen de grondwaterstanden daar snel dalen. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de zomer van 2018: soms daalde het grondwater zelfs tot 1 meter onder het normale peil. Door klimaatverandering neemt de kans op een neerslagtekort - en daarmee op droogte - toe. De kaarten hiernaast tonen het mogelijk maximaal neerslagtekort dat eens per 10 jaar voorkomt. Links van de balk zie je de situatie voor het huidige klimaat, rechts van de balk zie je de situatie voor het WH-scenario in 2050.

Kaart: Maximaal potentieel neerslagtekort dat eens per 10 jaar voorkomt in het huidig klimaat en WH-scenario voor 2050 (bron:  Klimaateffectatlas , 2022).

Hoe kunnen we deze gevolgen tegengaan?

We kunnen de negatieve gevolgen van de aanpassingen in het landschap tegengaan door het beeklandschap weer klimaatrobuust te maken. Dat kan door uit te gaan van ‘water als ordenend principe voor inrichting en landgebruik'. Dat betekent in ieder geval het volgende:

  • Het landgebruik en ook de teelt in een gebied of op een locatie zoveel mogelijk afstemmen op de ‘natuurlijke standplaatsen’ in het beeklandschap.
  • Ruimte geven aan natuurlijke en optimale grond- en oppervlaktewaterprocessen. Daarbij kan het soms nodig zijn om de grond- en oppervlaktewaterstand structureel te verhogen.

Je kunt dit pas op de juiste manier doen als je inzicht hebt in hoe het water- en bodemsysteem werkt. De Praatplaat Klimaatrobuust Beeklandschap helpt daarbij, zie de afbeelding hieronder.

Water besparen, vasthouden, bergen, aanpassen en afvoeren

Voor het watersysteem betekent dit dat je uitgaat van de volgorde besparen, vasthouden, bergen, aanpassen en afvoeren. Hieronder geven we van elk principe een korte uitleg.

  • ‘Besparen’ gaat over het watergebruik. Dat moet veel minder worden. We dreigen meer water te gaan gebruiken dan er wordt aangevuld. We moeten besparen op het gebruik van grond- én oppervlaktewater.
  • Met ‘vasthouden’ wordt bedoeld dat we veel minder ont- en afwateren en dat de infiltratie toeneemt. Je kunt de afvoer van water bijvoorbeeld voorkomen door sloten te dempen. Ook kun je oppervlakte- en regenwater actief inbrengen in de (diepere) ondergrond.
  • ‘Bergen’ betekent dat we oppervlakte- en regenwater bewaren in bergingsgebieden en in silo’s en bassins van bedrijven.
  • ‘Aanpassen’ betekent dat we het landgebruik aanpassen op basis van de waterbeschikbaarheid of dat we droogte- en natschade accepteren.
  • ‘Afvoeren’ betekent dat we op sommige plekken de drainage of afwateringscapaciteit onderhouden of vergroten.

Deze principes houd je niet alleen aan bij de (her)inrichting, het beheer en onderhoud, en de bediening van (water)systemen. Je past ze bijvoorbeeld ook toe bij de ruimtelijke inrichting van het landgebruik, bij de bedrijfsvoering van land-, tuinbouw-, en boomteeltbedrijven, bij het afkoppelen in bebouwd gebied of bij (diepe) infiltratie van overtollig water. Eigenlijk ga je daarbij steeds uit van het principe ‘functie volgt peil’. Dat betekent dat je het landgebruik afstemt op de waterbeschikbaarheid vanuit het natuurlijk systeem.

Afbeelding: Schets van een klimaatrobuust beeklandschap (bron:  STOWA Praatplaat ).

Wat is een klimaatrobuust beeklandschap?

Door klimaatverandering zijn er meer droge periodes, maar ook meer hevige buien. De manier waarop we het land inrichten en gebruiken, zal moeten meebewegen met deze grote verschillen in de aanvoer van water. In een klimaatrobuust beeklandschap is de ruimtelijke inrichting en het landgebruik in evenwicht met de draagkracht van het bodem- en watersysteem. Kwetsbare functies zoals belangrijke infrastructuur liggen bijvoorbeeld niet op plekken die gevoelig zijn voor wateroverlast of juist droogte. En bijvoorbeeld de landbouw en industrie verbruiken niet meer water dan er via natuurlijke weg wordt aangevuld. Het landschap als geheel is in staat om water vast te houden. Daarbij werken de beken niet meer als drainagemachine, maar ze voeren neerslagpieken geleidelijk af. Op de hogere delen kan neerslag goed in de bodem zakken en het grondwater aanvullen.

De basis van dit alles is een klimaatbestendig en veerkrachtig bodem- en watersysteem.

Hoe ziet een klimaatrobuust beeklandschap eruit?

Een klimaatrobuust beeklandschap laat grote verschillen in landgebruik zien. Daarbij is het belangrijk om te beseffen dat elk beekdal weer anders is. Hét beekdal bestaat niet! Op de afbeelding hiernaast zie je hoe een klimaatrobuust beeklandschap van de toekomst eruitziet en hoe dat verschilt met het beeklandschap nu. Het toekomstperspectief gaat uit van de adaptieve benadering, waarbij een zo natuurlijk mogelijk bodem- en watersysteem leidend is.

In de afbeelding Toekomstperspectief zie je dat het beeklandschap bijna alles in Brabant met elkaar verbindt. Een groot verschil met de afbeelding Anno nu is dat in het Toekomstperspectief de overgang tussen de beken en de rest van het landschap veel meer geleidelijk is. De beken zijn minder diep, meanderen meer en grenzen niet meer direct aan akkers of weilanden. Ze krijgen juist veel ruimte, waardoor het water zich tijdens natte periodes of hevige piekbuien in de breedte kan verspreiden in plaats van dat het snel afstroomt. Het water kan dan in de bodem infiltreren en het grondwater aanvullen voor droge periodes. Op de hogere zandgronden zie je dat veel greppels en sloten gedempt zijn, zodat het water hier niet meer versneld wordt afgevoerd. Ook zie je minder verharding en meer groen in stedelijk gebied, en zijn er weer meer moerassen en broekbossen in het beekdal.

Afbeelding: Schetsen van een beeklandschap Anno nu en een Toekomstperspectief (bron:  Reisgids: Op weg naar klimaatrobuuste beeklandschappen , H+N+S Landschapsarchitecten).

Hoe maken we het beeklandschap klimaatrobuust?

Een mooi doel, klimaatrobuuste beeklandschappen. Maar hoe krijg je dat voor elkaar? Hoe maak je een beeklandschap klimaatrobuust? Welke maatregelen neem je, en waar? Wie doet wat, en hoe werk je samen? In Brabant lopen er drie pilots die als doel hebben om het beeklandschap klimaatrobuust te maken: in het stroomgebied van de Aa of Weerijs, in het beekdal van de Tongelreep en in de regio Noordoost-Brabant. Aan de hand van deze pilots worden er verschillende mogelijkheden geschetst om beekdallandschappen klimaatrobuust te maken.

Pilot in het stroomgebied van de Aa of Weerijs

Een deel van het stroomgebied van de Aa of Weerijs ligt in het Zundertse buitengebied. In dat buitengebied komen verschillende uitdagingen samen: groeiende agrarische leegstand, demografische veranderingen, klimaatverandering, een grote druk op het grondgebruik en de omschakeling naar duurzame energie en landbouw. Al deze uitdagingen vragen om een nieuw toekomstperspectief voor het gebied. De pilot Vitaal Buitengebied is bedoeld om het Zundertse buitengebied toekomstbestendig en klimaatrobuust te maken. In deze pilot werken de provincie Noord-Brabant, boeren, tuinders, waterschap en gemeente nu samen aan het toekomstperspectief ‘Zundert Floreert’, wat ook de naam is van de omgevingsvisie. De Aa of Weerijs is een beek die ontspringt op de hooggelegen zandgronden in Vlaanderen ter hoogte van Brecht. Vanuit daar stroomt de beek langs de oostzijde van Zundert en Rijsbergen naar Breda, waar ze in de singels uitmondt. De samenwerking met Vlaanderen is hier dus een extra uitdaging op weg naar een klimaatrobuust stroomgebied.

Wat gebeurt er al dankzij de pilot? Dankzij de pilot wordt er al meer regenwater in het stroomgebied opgevangen, zodat er minder grondwater verbruikt wordt om bijvoorbeeld het land te besproeien. Ook houdt de bodem meer water vast doordat boeren en tuinders de kwaliteit van de bodem hebben verbeterd. In opdracht van Waterschap Brabantse Delta zijn er drempels en stuwen in de sloten geplaatst zodat de afvoer werd verminderd. Boeren en tuinders zorgen ervoor dat er minder meststoffen (nutriënten) in de bodem komen. Een deel van de oevers langs de Aa of Weerijs is al natuurvriendelijk ingericht en er is een oude meander hersteld.

Waar werken de partijen verder aan? De partijen willen met deze pilot het natuurlijke bodem- en watersysteem herstellen. Dat betekent dat het systeem aansluit bij de geomorfologie van het beekdallandschap en genoeg water buffert bij droogte én wateroverlast. Water is de levensader voor de bewoners, de natuur, de landbouw en de bedrijven. De overheden en de agrarische sector willen meerdere omstandigheden creëren die er samen voor zorgen dat er altijd genoeg water beschikbaar is, ook na langdurige droogte. Dit kan bijvoorbeeld door (extreme) neerslag beter vast te houden en te benutten. Zo wordt het natter op de percelen en moet het land anders gebruikt gaan worden. De overheden en de agrarische sector zien een systeemverandering voor zich, waarvoor ze samen innovatieve oplossingen moeten bedenken. Daarnaast worden vennen en oude meanders hersteld om ruimte te scheppen voor waterberging. Hoe werken de partijen samen? De partijen kijken samen, ook met bewoners, naar waar het landschap beter kan worden ingericht. Oplossingen ontstaan vanuit actieve samenwerking. Vanuit de pilot werken ze aan de toekomstvisie ‘Zundert Floreert’. Hierbij reageren ze vanuit het gezamenlijk belang op wat er nodig is om het gebied aan te passen aan klimaatverandering. De partijen maken samen de spelregels. Experts leveren kennis, overheden stemmen aan de voorkant met elkaar af waardoor de procedures ook korter zijn. Verder heeft de gemeente ‘Water als ordenend principe bij gebiedsontwikkeling’ opgenomen in haar Omgevingsvisie. De partijen hebben nu een gezamenlijke stip op de horizon van wat een klimaatrobuust beeklandschap is of moet zijn. De ondernemer weet waar hij aan toe is en wordt gewaardeerd. Door deze intensieve samenwerking is de omgeving sterk betrokken bij de plannen. Ruimte nodig om te experimenteren Om het gebied klimaatrobuust te maken, is afstemming en experimenteerruimte nodig, ook met het oog op marktontwikkelingen, grondposities en regels over de ruimtelijke ordening. Regels moeten meer kunnen worden losgelaten. Zo was het volgens de regels eigenlijk onmogelijk om een bedrijf te verplaatsen, maar er is toch gekozen om dat te doen. Deze verplaatsing zorgde er uiteindelijk voor dat er een meerwaarde werd gecreëerd voor het gebied en dat het gebied een bijdrage levert aan de gestelde klimaatdoelen. In deze pilot kijken de partijen breder dan ze gewend zijn: de maatregelen zijn niet bedoeld voor een perceel maar moeten een oplossing bieden voor het stroomgebied als geheel. Niet meer ‘Nee, tenzij’ maar ‘Ja, tenzij’ als het (stroom)gebied het toelaat. Leerpunten van de pilot In deze pilot hebben de partijen geleerd om zich beter te verdiepen in de cultuur van mensen en het gebied en om mét de bewoners te werken in plaats van vóór de bewoners. In het begin van het project was er veel miscommunicatie en onbegrip tussen de overheden, boeren, tuinders en bewoners. In de loop van de tijd kregen overheden in plaats van een sturende rol een meer participerende en faciliterende rol. Daardoor werden ze meer zichtbaar en kwam er ook meer wederzijds begrip voor en vanuit de bewoners en hun cultuur. Een positief gevolg daarvan is ook dat de boeren, tuinders en bewoners actiever meedenken met wat er in het gebied moet gebeuren.

Afbeelding: Aa of Weerijs (bron:  Welkominbreda.nl ).

Pilot in het stroomgebied van de Warmbeek-Tongelreep

De Tongelreep is een relatief snelstromende laaglandbeek die ontspringt bij Neerpelt in België. Daar heet hij de Warmbeek en in Nederland de Tongelreep. Deze beek loopt via Valkenswaard en Waalre naar Eindhoven waar ze uitmondt in de Dommel. Er lopen verschillende initiatieven van Nederlandse en Belgische overheden, organisaties en private partijen om het beekdal van de Tongelreep toekomstbestendig te maken. De inzet van deze initiatieven verschilt: bij sommige ligt de focus op klimaatadaptatie, bij andere op natuurontwikkeling of op sociale en economische kansen. Om alle initiatieven goed te laten verlopen is er een gebiedsconvenant getekend door 13 betrokken (inter)nationale partijen.

Wat staat er in het gebiedsconvenant? In het gebiedsconvenant staan de gezamenlijke doelstellingen van de gebiedsontwikkeling verwoord. Ook vind je hier een overzicht van wat er de afgelopen jaren aan ontwikkelingen is gebeurd of gaat gebeuren. Voor een slagvaardig gebiedsproces is het belangrijk dat er goed gekeken wordt naar de internationale structuren en besluitvorming, omdat die de randvoorwaarden vormen. Wat moet er gebeuren om het gebied klimaatrobuust te maken? Door de snelle afwatering voor onder andere landbouw raakt het land om de beek heen steeds verder verdroogd. Daarnaast kunnen juist ook vernatting van de gronden langs de Tongelreep en wateroverlast in de bebouwde kom voor problemen zorgen. Een klimaatrobuuste Tongelreep betekent niet alleen dat de beek meer water kan bergen. De klimaatopgave begint al voordat het water de beek heeft bereikt: het moet ook op de flanken langer wordt vastgehouden. Dat vermindert dan niet alleen de wateroverlast benedenstrooms, maar gaat ook droogte ter plekke tegen. Verder betekent een klimaatrobuuste Tongelreep dat de waterpeilen worden verhoogd zodat het overal natter wordt. Dit betekent ook dat teelten en bossen worden aangepast. Al deze maatregelen moeten samen zorgen voor een betere waterbeschikbaarheid gedurende het hele jaar voor de landbouw en natuur.

Waar werken de partijen aan? De Tongelreep heeft niet veel ruimte voor grootschalige gebiedsontwikkelingen. Daarom lopen er in het gebied verschillende kleinschalige projecten. Daarbij is het wel belangrijk om de problematiek altijd op (stroom)gebiedsniveau te bekijken.

1. Beekherstel Tongelreep Eén van de projecten is het beekherstelproject Tongelreep. Dit project is opgezet om de beek te herstellen, zodat die bijdraagt aan een klimaatrobuust watersysteem dat ecologisch goed functioneert en waar de schade door droogte- en wateroverlast acceptabel is. Het beekherstel-project Tongelreep omvat de hele beek met de aangrenzende percelen. Waterschap de Dommel neemt maatregelen om de ecologie in en rondom de beek te herstellen. Het Waterschap heeft hierbij nauw contact met betrokken partijen, zoals boeren, grondeigenaren en natuurbeheerders. In overleg met deze betrokken partijen worden uiteindelijk ontwerpen en plannen uitgevoerd. Een voorbeeld van zo’n kleinschalige maatregel zijn grindbedden waarmee je het rivierbed een stukje ophoogt. Dat stimuleert de variatie in de microhabitat en bevordert daarmee de biodiversiteit. Andere maatregelen zijn de aanleg van flauwe oevers en van meer bochten in de waterloop van de Tongelreep. Zo wordt het water van de beek zoveel mogelijk vastgehouden. Deze maatregelen moeten de verdroging van bossen en vennen langs de beek tegengaan.

2. Kleine projecten op de flanken Verder zijn er veel kleinschalige projecten op de flanken, die als doel hebben om droogte te bestrijden. Er worden bijvoorbeeld sloten gedempt waardoor hier meer neerslag kan worden opgevangen. Het land wordt gebruikt voor andere teelten en het organisch stofgehalte in de bodem wordt verhoogd, waardoor regenwater makkelijker infiltreert en de waterspiegel stijgt. Samen dragen deze kleinschalige projecten bij aan het uitvoeringsprogramma van de hele gebiedsontwikkeling dat in het convenant is afgesproken. Deze kleinschalige projecten hebben wel voor een ‘vlekkenkaart’ gezorgd. Om te voorkomen dat de gebieden tussen deze projecten vergeten worden, is er een visievormende gebiedsanalyse uitgevoerd waarin ook die gebieden zijn aangeduid. Alle betrokken partijen kunnen deze gebiedsanalyse zelf verder uitwerken in hun Omgevingsvisie en -plannen.

3. Project Genneper Parken In het natuur-, sport- en recreatiegebied Genneper Parken in Eindhoven stroomt het laatste deel van de Tongelreep en mondt de beek uit in de rivier de Dommel. Het herinrichtingsplan voor dit parkgebied gaat een stap verder dan de andere projecten rond de Tongelreep. De verschillende projecten die hier liepen, zijn samengevoegd tot één integraal inrichtingsplan voor het gebied. Dat is gebeurd door middel van een participatief gebiedsproces waarin zo’n 40 tot 50 verschillende stakeholders intensief zijn betrokken. Samen hebben zij gezorgd voor een succesvol inrichtingsplan voor dit parkgebied. Leerpunten van de pilot De gebiedsontwikkeling van de Tongelreep op Nederlands grondgebied kenmerkt zich door een zorgvuldige monitoring van de hydrologische maatregelen. Verder wisselen de partijen met elkaar uit wat ze weten over de maatregelen en hoe hun ervaringen ermee zijn. Daarbij proberen ze zoveel mogelijk te werken vanuit de inhoud in plaats van processen, bijvoorbeeld door concrete casussen op te stellen. Verder vinden ze het belangrijk om de omgeving op een toegankelijke manier te vertellen over de effecten van de maatregelen. Dit maakt het proces transparanter, en kan een voorbeeld zijn voor andere gebiedsontwikkelingen in Brabant en andere provincies. Afbeelding: Tongelreep (bron:  Waterschap de Dommel ).

Pilot in het stroomgebied van Noordoost-Brabant

De regio Noordoost-Brabant bestaat uit verschillende beekdalen: de Aa, de Raam en de (Beneden)Dommel. De pilot Klimaatrobuuste Beeklandschappen Noordoost-Brabant wordt getrokken door een projectgroep die bestaat uit de Waterschappen Dommel en Aa en Maas, de provincie Noord-Brabant, vertegenwoordigers van de gemeenten en de ZLTO. Het pilotproject maakt deel uit van het brede programma Vitale Leefomgeving en van het LIFE IP-project Klimaatadaptatie.

De Aa, de Raam en de Dommel De beekdalen van de Aa, de Raam en de (Beneden)Dommel zijn de verbindende schakels in het landschap van de regio Noordoost-Brabant:

  • De Aa vindt oorspronkelijk zijn brongebied in de Peel. De Aa is in de vorige eeuw sterk gekanaliseerd. In een deel van de beek zijn de oorspronkelijke meanders inmiddels weer hersteld.
  • De Raam ontstaat als de Lage Raam op de Wanroijsche heide uit verschillende kleine waterloopjes. Onder de verschillende namen Verlegde Lage Raam, Groote Beek, Graafse Raam en Nieuwe Raammond mondt de beek uiteindelijk uit in de Maas, onder het stadje Grave.
  • De Dommel heeft zijn oorsprong in Vlaanderen. Van de drie beken heeft De Dommel nog het meest zijn natuurlijke karakter behouden. Alleen ter hoogte van Boxtel en Den Bosch zijn delen gekanaliseerd of omgeleid.

Alle drie deze beken zijn ontstaan vanuit bredere ‘inzijggebieden’, en stromen vanuit daar verder via dekzandruggen of maasterrassen. De beken worden niet alleen door afstromend water gevoed. Het water komt voor een groot deel ook uit de complexe regionale en lokale kwelsystemen en grondwaterstromingen.

Hoe is het project georganiseerd? Binnen de regio Noordoost-Brabant werken de 17 gemeenten en de 2 waterschappen al nauw met elkaar samen. Zo is in het programma Klimaat en Energie een samenwerking opgezet met overheden, maatschappelijke partijen en onderwijsinstellingen om klimaatadaptie in deze regio beleidsmatig en procesmatig te versnellen. Het pilotproject Klimaatrobuuste Beeklandschappen Noordoost-Brabant bestaat uit twee deelprojecten: Eén project richt zich specifiek op systeemherstel in het buitengebied. Het andere project richt zich vooral op gemeenten en hun omgevingsplannen.

Afbeelding: De beken in Noord-Oost Brabant (bron: WUR - Kenschets klimaatbestendige beekdallandschappen Noordoost-Brabant).

Startpunt van het project Om een gezamenlijk startpunt te hebben heeft de regio aan de WUR opdracht gegeven om verschillende scenario's te verbeelden voor een klimaatrobuust beeklandschap:

  1. Beeklandschappen in verandering: er zijn wel veel initiatieven voor klimaatadaptatie, maar het huidige landgebruik blijft leidend.

2. Beeklandschappen inclusief: er ontstaat een sterk verweven landschap, gebaseerd op de kansen die het natuurlijk systeem biedt. Deze verhaallijn gaat uit van kleinschaligheid, vervlechting en diversiteit.

3. Beeklandschappen van formaat: schaalvergroting vormt geen doembeeld, maar een groen beeld. Er wordt gekozen voor grootschalige oplossingen, waarbij de beken bijvoorbeeld volop de ruimte krijgen.

De scenario's zijn gebaseerd op de landelijke studie  Nederland in 2120 . Met de scenario’s als startpunt kan de projectgroep met gemeenten in gesprek over de mogelijkheden voor een klimaatrobuust beeklandschap. Het doel van de gesprekken is om de aanpak te verankeren in omgevingsplannen en om concrete uitvoeringsprojecten op te starten. Daarnaast verkent de projectgroep voor het buitengebied wat voor maatregelen daar mogelijk zijn. Aandachtsgebieden zijn daarbij het versterken van infiltratie in de natuurlijke laagtes op de hogere delen van het gebied en het realiseren van ‘nature based solutions’ om water rond de beken te bufferen. Verder werkt de projectgroep op het gebied van nieuwe teelten samen met het lectoraat Klimaatrobuust Landgebruik van de HAS Den Bosch.

Leerpunten van de pilot Eén van de sterke punten van de pilot in Noordoost-Brabant is de samenwerking tussen verschillende partijen. Een groot struikelblok blijft dat er weinig ruimte beschikbaar is om de beekdalen klimaatrobuust te maken. Een ander struikelblok is dat verschillende partijen weinig tijd hebben. De lessen voor de toekomst zitten vooral in het creëren van een totaalbeeld waardoor het voor alle partijen duidelijk wordt waar ze naartoe willen werken. Daarnaast is geduld een schone zaak. Het ontwikkelen van een klimaatrobuust beekdal wordt niet van de één op andere dag gemaakt, maar kost tijd. Het is bijvoorbeeld belangrijk om zorgvuldig te kijken naar de waterloop van het gebied, de kwelstromen en het grondwaterpeil. Een gezonde grondwatervoorraad is namelijk cruciaal voor een klimaatrobuust beekdal.

Afbeelding: Een beek in Brabant (bron:  Waterschap Aa en Maas ).

Wat hebben we tot nu toe geleerd van de pilots?

In alle drie de pilots kwam naar voren dat je pas kunt zien wat er nodig is als je het bodem- en watersysteem snapt. En dat is nog maar het begin van het proces. Het is goed om te beseffen dat er daarna ook veel moet gebeuren op het vlak van inventariseren, kennis overbrengen bij alle betrokken partijen, ze overtuigen en vertrouwen winnen. Daarbij is het belangrijk dat er een gezamenlijk beeld is of groeit én dat iedereen een perspectief heeft om te wonen, werken en recreëren in het stroomgebied van een beeklandschap. Met een gezamenlijk doel is het makkelijker om een duidelijke aanpak op te stellen. Daarbij is communicatie en helderheid essentieel, bijvoorbeeld ook om te voorkomen dat dubbel werk wordt verricht of dat taken onduidelijk zijn.

“Individueel ben je sneller, maar samen kom je verder”

In de pilot in Zundert beseften de partijen dat hun individuele problemen alleen opgelost konden worden door ook bij te dragen aan de totale opgave van het gebied. Om alle individuele belangen mee te wegen in één gezamenlijk belang, is het essentieel dat alle betrokken partijen met elkaar samenwerken. Deze samenwerking ging in Zundert alleen niet vanzelf omdat de belangen van de partijen haaks tegenover elkaar stonden. Maar door zich goed te verdiepen in elkaars belangen en ambities, konden de partijen elkaar beter begrijpen. Dit verbeterde de samenwerking en hierdoor konden de partijen een gezamenlijk perspectief ontwikkelen voor de maatschappelijke opgaves in het gebied. In dit perspectief werd klimaatverandering een belangrijk onderdeel. Wel bleek daaruit voor een aantal partijen dat zij met het oog op de gevolgen van klimaatverandering met hun bedrijf, teelt of eigendom beter naar een andere plek kunnen verhuizen. Dat had voor sommigen een grote impact. Toch reageerde iedereen vanuit het gezamenlijk belang op klimaatverandering, en konden de partijen aan de slag met het proces dat ze “Zundert Floreert” hebben gedoopt. Hiervoor maakten ze samen de spelregels. Nu leveren experts de kennis, stemmen overheden stemmen aan de voorkant met elkaar af en verkorten de procedures. De ondernemer weet waar hij aan toe is en wordt gewaardeerd. De omgeving is betrokken en het beekdallandschap wordt steeds gezonder.

Bij de pilot van Warmbeek-Tongelreep heeft Waterschap de Dommel een visueel stappenplan gemaakt voor de herinrichting van beekdal de Tongelreep. In deze afbeelding komt duidelijk de samenwerking tussen meerdere partijen naar voren.

Bij de beekdalen van de Aa, de Dommel en de Raam werken veel verschillende partijen samen aan een klimaatrobuust beeklandschap voor de hele regio Noordoost-Brabant. Dat doen ze niet vanuit een sectorale benadering, maar vanuit een integrale benadering. De regio Noordoost-Brabant voert daarbij ook verschillende onderzoeken uit, onder andere in samenwerking met onderwijsinstellingen. Zo hebben studenten van de HAS onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van natte teelten in het gebied. Daarnaast werkt Waterschap Aa en Maas samen met de provincie Noord-Brabant, gemeenten, ZLTO en bewoners om aan de ene kant de natuurlijke waarden van de beekdalen zoveel mogelijk na te streven, en aan de andere kant perspectief te bieden op mogelijkheden voor de landbouw. Tijdens de pilot bleek dat communicatie, duidelijkheid en een gezamenlijk doel drie belangrijke voorwaarden zijn voor een succesvolle samenwerking.

Deze drie pilots kunnen inspiratie bieden voor andere projecten op het gebied van klimaatrobuuste beekdalen.

Afbeelding: Stappenplan herinrichting beekdal Tongelreep (bron:  Waterschap de Dommel ).

Toolkit

Wil je een beeklandschap klimaatrobuust maken? Dan kan deze toolkit je daarbij op weg helpen. De toolkit bestaat uit de volgende onderdelen:      

Kansen en knelpunten in beeld

Om de kansen en knelpunten van een gebied in beeld te brengen, kun je gebruikmaken van verschillende tools:

  • Met de  Klimaateffectatlas  maakt je snel kaarten van verschillende klimaateffecten zoals droogte, hitte en wateroverlast op basis van de KNMI-klimaatscenario’s.
  • Met behulp van de  Klimaatonderlegger  kun je snel inzicht krijgen in de kansen en knelpunten als gevolg van klimaatverandering in jouw gebied. De Klimaatonderlegger is een ‘praatplaat’, gemaakt voor gebruik op regionaal schaalniveau (ca 1:25.000). Je kunt hem dus niet gebruiken voor detailstudies op perceelniveau.
  • De  Klimaatstresstest  van de provincie Noord-Brabant geeft via een kaartviewer en factsheets aan hoe klimaatverandering ingrijpt in de verschillende beleidsvelden van de provincie.

Visie en ontwerp

Ga je een visie ontwikkelen voor een gebied of wil je een ontwerp maken? Dan kunnen de volgende tools je helpen:

Samenwerking

Een overzicht van hoe de partijen in de verschillende pilots hebben samengewerkt, kun je vinden op de websites van de  Regio Noordoost-Brabant ,  Vitaal Buitengebied Zundert  en  Tongelreep .

Concrete maatregelen

Wil je concrete maatregelen nemen in een beeklandschap? Kijk dan eens of de volgende tools je op weg kunnen helpen:

  • In een deel van de beeklandschappen kan natte landbouw mogelijkheden bieden voor klimaatrobuust landgebruik. Informatie hierover kun je vinden in een  haalbaarheidsstudie  en een  storymap  die de HAS hierover heeft gemaakt.     
  • Een andere vorm van klimaatrobuust landgebruik is de aanleg van  voedselbossen .
  • De  Ruimtelijke Verkenning Deltaplan Hoge Zandgronden  geeft een overzicht van maatregelen voor een duurzame zoetwatervoorziening.
  • In het Europese samenwerkingsproject  CoAdapt  werkt de provincie samen met een aantal internationale partners aan een pilot in Zundert. Hierin testen de partijen natuurlijke adaptatiemaatregelen en wisselen ze ervaringen uit.

Op bezoek bij de beeklandschappen

Wil je de verschillende beeklandschappen zelf ervaren? Tip: wandel erdoorheen. De Brabantse waterschappen hebben verschillende wandelroutes ontworpen die je leiden langs verschillende projecten voor beekherstel, waterberging en waterinfiltratie.

Medegefinancierd door de Europese Unie. De opvattingen en meningen die worden geuit zijn echter uitsluitend die van de auteur(s) en komen niet noodzakelijk overeen met die van de Europese Unie of CINEA. Noch de Europese Unie, noch de subsidieverlenende autoriteit kunnen daarvoor verantwoordelijk worden gesteld.

Afbeelding: Hoofdwaterlopen en fysische geografie van de provincie Noord-Brabant (bron: provincie Noord-Brabant).

Afbeelding: De stappen op weg naar klimaatbestendigheid; van beek naar beeklandschap (bron:  Visie Pilotgebied Aa of Weerijs Zundert , H+N+S Landschapsarchitecten)