
Transitie naar een robuuste en veerkrachtige ruimte
Voorontwerp 7 april 2022 - Basis voor overleg en verdere uitwerking

Hoe zetten we als Provincie de transitie naar een robuuste en veerkrachtige ruimte in gang? Dat ontdek je in dit beleidskader, dat deel uitmaakt van het Beleidsplan “Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050”.

Het fysisch systeem als kompas bij ruimtelijke keuzes
We willen een gezonde leefomgeving waar duurzame voedselproductie, hernieuwbare energie en een gebalanceerd watersysteem hand in hand gaan. Waar biodiversiteit en gezonde lucht is, en ruimte voor ontspanning. Een omgeving die bestand is tegen klimaatschokken.

Maar om onze open ruimte en ecosystemen te versterken—voor onszelf en de generaties die na ons komen—zullen we anders met ruimte moeten omgaan.
Hoe willen we het aanpakken?
We versterken de open ruimte en bouwen groenblauwe netwerken uit tot ver in de kernen. Ook binnen die kernen moeten ecosysteemdiensten, zoals ontspanning in het groen en natuurlijke verkoeling centraal staan. Dat zorgt voor een leefbaardere omgeving die ons tegelijk weerbaarder maakt tegen mogelijke klimaatschokken.
In de praktijk
De doelstellingen die we vooropstellen moeten we ruimtelijk gaan vertalen. Op een potentiekaart duiden we aan welke plekken potentieel hebben, gebaseerd op bepaalde ruimtelijke criteria en ruimtelijke strategieën om de doelstellingen te bereiken. Potentiekaarten vormen de basis voor de ambitiekaart, waarop aangeduid wordt welke plekken prioritair zullen zijn in de visie van het provinciebestuur.
De potentiekaarten illustreren dus de ruimtelijke afwegingen die voor elke doelstelling worden gemaakt. Ze tonen welke plekken een hogere of lagere potentie hebben voor de doelstelling in kwestie.
1. Robuuste openruimtegehelen
Nadat we kansrijke plekken voor robuuste open ruimte in kaart hebben gebracht in de potentiekaart, brengen we ze samen in de ambitiekaart. We maken potentiekaarten voor:
Robuuste gehelen natuur Robuuste valleigebieden Robuuste natuurverbindingen Robuuste ruimte voor land- en tuinbouw Robuuste ruimte voor windenergie
Deze onderdelen staan allemaal in verbinding met elkaar en met het fysisch-natuurlijk systeem waar ze deel van uitmaken. Zo zorgen robuuste natuurverbindingen ervoor dat robuuste gehelen natuur met elkaar verbonden en dus vergroot worden. Robuuste land- en tuinbouw houdt dan weer rekening met robuuste valleigebieden. En windenergie is een ecosysteemdienst die afhankelijk is van voldoende open ruimte.
Kansrijke plekken in kaart brengen moeten we dus doen voor elk onderdeel. Dat doen we met het oog op:
- Te beschermen en optimaliseren wat vandaag al waardevolle open ruimte is;
- Robuuster maken wat hoge potentie heeft. - Dit kan door de kwaliteit van het ecosysteem en/of van de geleverde ecosysteem-diensten te verhogen; - Of door de nodige ruimte voor dit ecosysteem of de geleverde ecosysteem- diensten te optimaliseren, bijvoorbeeld door barrières als verharding of versnipperd ruimtegebruik weg te werken.
- Uitbreiden door bijkomend kansrijk gebied aan te duiden, zodat er meer, grotere en met elkaar samenhangende gehelen kunnen ontstaan.
Robuuste gehelen natuur
Tegen 2035 willen we uitgestrekte, kwalitatieve natuurgebieden bekomen.
Robuuste valleigebieden
Tegen 2035 willen we ruimte maken voor water. Valleigebieden spelen een cruciale rol in het natuurlijk functioneren van watersystemen en het tegengaan van kritieke overstromingen.
Maar wat is een robuust valleigebied precies? Wel, met die term bedoelen we laaggelegen gebieden rond waterlopen die grote volumes water kunnen opvangen en vandaag—of in de toekomst—ruimte kunnen geven aan mogelijke overstromingen.
Robuuste natuurverbindingen
Tegen 2035 willen we robuuste gehelen natuur op een robuuste manier met elkaar verbinden. Met robuust verbinden bedoelen we concreter:
- Verbindingen met ruimte voor natuur: brede verbindingen waar stapsteengebieden en ecologische lijnelementen in het landschap niet volstaan als natuurverbinding. Er is een omvorming nodig van het ruimtegebruik om van een echte verbinding te kunnen spreken.
- Een kwalitatieve verbinding waarbinnen gestreefd wordt naar een hoge biodiversiteit en waarvan het type aansluit bij de te verbinden natuurgebieden.
Bosgebieden kunnen we bijvoorbeeld kwalitatief met elkaar verbinden via bosrijke zones of een dichte verwevenheid van bosjes en houten landschaps- elementen. Andere gebieden verbinden we aan de hand van valleigebieden met natte graslanden en/of bosjes en kleine landschapselementen, naargelang het natuurtype in kwestie.
Robuuste natuurverbindingen bestaan niet alleen uit aaneenschakelingen van natuurgebieden. Het kan ook gaan om landbouwgebieden die fungeren als natuurverbinding, of over een fijnmaziger netwerk van landschapselementen binnen de bebouwde ruimte.
Robuuste ruimte voor land- en tuinbouw
Tegen 2035 willen we robuuste ruimte voor land- en tuinbouw vormgeven. Aan de ene kant willen we dat voedselproductie en andere teelten een duurzame rol spelen in het geheel, en dat hier de nodige ruimte voor is. Aan de andere kant willen we deze gebieden ook robuust en veerkrachtig maken.
We spreken van robuuste ruimte voor land- en tuinbouw als:
- de ruimte kwalitatief is voor land- en tuinbouw. Het gaat dan over: - Aaneengesloten landbouwgebieden. Deze gebieden vormen niet alleen een waardevol landschappelijk geheel, ze zijn ook de ruggengraat van de landbouwstructuur. Deze robuuste gebieden zijn essentieel voor een productief landschap. - Voor akker- en tuinbouw: gronden die niet erosie-, droogte- en/of overstromingsgevoelig zijn. Voor grasland zijn deze gevoeligheden veel minder belangrijk.
- het landgebruik bijdraagt aan een robuuste en veerkrachtige ruimte: - met het natuurlijk-fysisch systeem als leidraad, en met de nodige aandacht voor landschapsontwikkeling die onze ruimte beter bestand maakt tegen overstromingen, droogte of erosie. - met een basismilieukwaliteit en oa. bodembiodiversiteit.
We brengen de mogelijkheden voor robuuste land- en tuinbouw in kaart door te bekijken in welke mate het landbouwgebruik optimaal gelegen is. Alle landbouwpercelen worden hierbij in beeld gebracht. Daarnaast bekijken we ook mogelijkheden tot uitbreiding.
Robuuste ruimte voor windenergie
Tegen 2035 willen we een duurzaam energiesysteem op poten zetten. Zonder open ruimte is er geen windenergie, en dus is het belangrijk ook de potentiële robuuste ruimte voor windenergie in kaart te brengen.
Waar het best op energiewinning wordt ingezet wordt gebiedsgericht bepaald. Windturbines bundelen we in clusters, wat zorgt voor organisatorische efficiëntie en rust in het landschap. Windwinningsgebieden komen het best tot hun recht in bestaande productieve landschappen. De landschapskwaliteit kan er tegelijk versterkt worden door kleine landschapselementen en agrarische natuur aan akkers te koppelen. Deze landschapselementen vormen bovendien een visuele buffer en een extra bron van biomassa. Zo maken we van het windwinningsgebied een nog productiever landschap voor voedsel, energie, klimaatadaptatie en andere ecosysteemdiensten.
POTENTIËLE ROBUUSTE RUIMTE VOOR WINDENERGIE: TE BESCHERMEN
Bedrijventerreinen zijn natuurlijk altijd strategische locaties voor windturbines. Hier duiden we andere potentiële locaties voor windenergie aan. Daarvoor vertrekken we vanuit de open ruimtekaart (2019) uit het RuimteRapport. Als een plek robuuste ruimte is voor land- en tuinbouw, heeft de plek vaak ook potentie voor windenergie. Hoe hoger de potentie, hoe belangrijker het is om deze plekken te vrijwaren van bebouwing.
POTENTIËLE UITBREIDING VAN ROBUUSTE RUIMTE VOOR WINDENERGIE: TE VRIJWAREN EN GEBIEDSGERICHT TE VERFIJNEN
Ook de 'openruimtekamers' die geen potentie hebben voor land- en tuinbouw maar er wel bij aansluiten, brengen we in kaart. Deze kunnen als potentiële uitbreiding voor windenergie worden beschouwd, als ze:
- geen of slechts een matige potentie hebben voor robuuste gehelen natuur
- geen robuust valleigebied zijn
- geen potentie hebben als robuuste natuurverbinding
- geen regelgeving ter bescherming van landschap kennen
- geen stiltegebieden zijn
Het resultaat is een potentiekaart (in opmaak) van extra zones die mee in overweging kunnen worden genomen als potentiële uitbreiding voor windenergie. We moeten deze plekken dan ook vrijwaren van bebouwing.
2. Sterk groenblauw netwerk
In het kader van dit alles willen we voldoende aandacht schenken aan het groenblauw netwerk dat zich op de onderliggende schaalniveaus vertakt en zowel productielandschappen als kernen dooradert. Dit bestaat vooral uit waterlopen en het netwerk van kleine landschapselementen.
Deze openruimtestructuren functioneren op een kleinere schaal dan de robuuste openruimtegehelen, maar ze zijn multifunctioneel en even belangrijk voor het garanderen van ruimte voor biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Een sterk groenblauw netwerk maakt de omgeving robuuster voor de gevolgen van hitte, droogte en wateroverlast. Toegankelijkheid van deze groenblauwe netwerken vanuit de bebouwde kernen (nabijheid en bereikbaarheid) is dan ook erg belangrijk.
We onderscheiden in deze doelstelling drie onderdelen:
Open ruimte randen Groenblauwe verbindingen Fijnmazige groenblauwe dooradering
Open ruimte randen
We belichten de open ruimte in de rand rondom bebouwde woonkernen of andere knopen van maatschappelijke activiteit. Dat doen we om deze ruimte te vrijwaren en ontwikkelen, maar ook om verlinting en versnippering tussen kernen tegen te gaan. We zetten in op een sterke en kwalitatieve relatie tussen de bebouwde kern en de omgevende open ruimte. Denk maar aan groenpolen, stadsrandbossen of voedsellandschappen. Zo zijn de ecosysteemdiensten verkoeling, recreatie en voedselproductie altijd dichtbij.
Groenblauwe verbindingen
Tussen de robuuste gehelen natuur willen we op specifieke plekken brede verbindingen uitbouwen waarlangs fauna en flora vlot kunnen migreren van het ene naar het andere geheel. Dit kan je vergelijken met snelwegen tussen steden. Waar dit niet mogelijk is worden fijnmazigere verbindingen uitgewerkt, zoals waterlopen of dijken, of aaneenschakelingen van kleine landschapselementen (hagen, knotbomen, …) en stapstenen (kleine bosjes en natuurgebiedjes). Zo dringt de open ruimte diep binnen de bebouwingsconcentraties en ontstaat er een verweving van verschillende openruimtefuncties.
Fijnmazige groenblauwe dooradering
Op het laagste schaalniveau vertakt het groenblauwe netwerk zich in een fijnmazige groenblauwe dooradering. Dit netwerk van landschapselementen dooradert de hele provincie in de vorm van parken, laanbomen, groendaken, waterlopen, knotbomenrijen, hagen, bosjes, poelen, wadi’s en graslanden. Tegelijk zorgt het voor verkoeling in onze steden en vertraagt het afstromend regenwater in hellende landschappen. Voor dit netwerk werken we met landschapsbeelden die de mogelijkheden en het fijnmazige netwerk waarnaar we streven illustreren.
Wat willen tegen 2035 anders zien?
- Openruimteranden rond steden, kernen en bedrijventerreinen zorgen voor een gezonde leefomgeving en stoppen de verdere versnippering van de ruimte.
- Er is een sterk netwerk van groenblauwe verbindingen dat leefgebieden voor fauna en flora met elkaar verbindt en tegelijk bijdraagt aan een klimaatbestendig stads- of landbouwlandschap en een gezonde en aangename leefomgeving.
- Een fijnmazige groenblauwe dooradering van typische landschapselementen kenmerkt de eigenheid van elke regio en brengt leven en ecosysteemdiensten dichtbij voor iedereen.
3. Robuustheid en veerkracht is overal
Elke plek – hoe klein, versnipperd of verhard ook – willen we toekomstbestendig inzetten om de robuustheid en veerkracht van onze ruimte te verhogen en de ecosysteemdiensten te versterken. Zo werken we aan de kwaliteit van elke plek, maar vooral aan het grotere geheel van onze robuuste en veerkrachtige ruimte.
Transitie 2035: op weg naar 2050
Tegen 2035 is de transitie naar een robuuste en veerkrachtige ruimte volop ingezet. We gebruiken de open ruimte duurzaam en doordacht om onze strategische doelstellingen voor 2050 te realiseren.